Onderwijs dat aansluit op de arbeidsmarkt. Het klinkt als een open deur, een vanzelfsprekendheid die zo voor de hand ligt dat men er geen woorden aan hoeft te besteden. In theorie zal iedereen het belang beamen van een opleiding die goed voorbereidt op een baan. Het waarmaken in de praktijk vergt echter de nodige inspanning. Huug de Deugd, lid van het college van bestuur, en Jorien Schreuder, clustermanager Techniek, Ontwerpen en Informatica, van Hogeschool Inholland, vertellen hoe dit in zijn werk gaat in de provincie Noord-Holland.
Welke uitdagingen spelen er in de regio omtrent de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt?
De Deugd: “Het onderwijs is voortdurend in ontwikkeling. Men poogt continu dichterbij de beroepen te komen waarop studenten moeten worden voorbereid. Voor het beroepsonderwijs met name is dit een kerntaak. Hoewel onderwijsinstellingen hier zelfstandig aan werken, zijn we in een fase beland waarin men onderwijs moet gaan bieden samen met het werkveld. De opkomst van robotisering, grote sprongen in de ontwikkeling van technologie en de snelheid waarmee dit gebeurt, maken het zaak om het onderwijs en het werkveld steeds minder als aparte spelers te zien. Co-creatie is nodig om op goed op de veranderingen in te spelen. Een van de moeilijkheden hierbij is de benodigde omslag in de manier van werken. Het traditionele onderwijsmodel is gebaseerd op kennisoverdracht van een expert naar iemand die nog moet leren. Nu de complexiteit van de vraagstukken toeneemt, kan het zijn dat degene die nog leert op een eigen manier kan bijdragen aan de oplossing van het probleem. Je hebt alle partijen nodig. Daarnaast speelt er een stukje ongeduld bij werkgevers. Zij vragen om snelle verandering; wij vragen of ze vaker met ons kunnen optrekken om te begrijpen hoe er gewerkt wordt. Een onderwijsinstelling is een trage omgeving, omdat we gebonden zijn aan allerlei wet- en regelgeving. Dat is cruciaal, want we moeten zorgdragen voor diploma’s die boven alle twijfel verheven zijn. Wanneer je probeert die trage omgeving te koppelen aan het snel veranderende werkveld, kan dat schuren. Het vraagt om een grote inspanning van beide zijden.”
Hoe ziet een koppeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt eruit in de praktijk?
De Deugd: “We noemen het ook wel beroepsauthentieke taken: onderwijsopdrachten waarmee we studenten zo dicht mogelijk bij het echte werk brengen. Dat gebeurt bij stages nog op beperkte schaal, waarbij de studenten ook het werken in een echte bedrijfscontext leren. Later gaan ze zich echt buigen over de meer complexe, en vaak ook multidisciplinaire problemen uit de praktijk. Zo kun je techniekstudenten vragen op welke manier je het beste een windmolen kunt repareren die in zee staat. Moet de kop eraf en vervoerd worden, of kun je dat ter plekke doen? Of je geeft de opdracht om een idee uit te werken waarbij robotica wordt ingezet om het soms zware werk van verpleegkundigen in ziekenhuizen te verlichten. Stel de vraag en laat studenten het probleem vervolgens zelf ontrafelen. De benodigde theoretische kennis kunnen ze ophalen bij docenten en uit boeken. Dat is het beroepsonderwijs van de toekomst.”
Stel, een bedrijf ziet heil in een potentiële samenwerking met een onderwijsinstelling. Wat is dan de eerste stap?
De Deugd: “Ondernemers kunnen vraagstukken neerleggen bij een hogeschool zoals Inholland als ze denken dat wij daarop kunnen inspelen als onderdeel van een opleiding. Voor ons geldt wel dat we doen waar we goed in zijn, dus als het een onderwerp is waar onze kracht niet ligt, zullen we dat aangeven. Wellicht kunnen we het vraagstuk dan verdiepen of vergroten, of is samenwerking in de toekomst mogelijk. Onze intentie is om zoveel mogelijk ja te zeggen tegen samenwerking.”
Schreuder: “We verwachten wel meer van bedrijven dan enkel een opdrachtomschrijving. Zowel de studenten als het bedrijf hebben er meer aan als de opdrachtgever in verschillende fasen van het project actief meedenkt en bijvoorbeeld workshops of excursies organiseert. De studenten doen inhoudelijke expertise op, en het bedrijf leert potentiële kandidaten kennen voor een afstudeeropdracht of baan.”
In Noord-Holland wordt dit soort samenwerking ook vanaf een hoger niveau gestimuleerd.
De Deugd: “Klopt, dat gebeurt met TerraTechnica. TerraTechnica is een NoordHollands samenwerkingsverband van 22 organisaties en gemeenten, waaronder de provincie. Het is ontstaan met het doel om grote vraagstukken rondom de energietransitie samen te tackelen. De opzet is het ontwikkelen van een kenniscentrum rondom duurzaamheid waarin onderwijs, onderzoek en het werkveld elkaar vinden.”
Welke toegevoegde waarde heeft een dergelijk samenwerkingsverband?
De Deugd: “Het stelt bedrijven in staat vraagstukken te behandelen die groter zijn dan ze zelf kunnen behappen. Nederland heeft de opdracht om energieneutraal te worden. Dat is zo complex dat je het in stukjes moet hakken en er vanuit meerdere invalshoeken naar moet kijken. Wicked problems los je niet in je eentje op. Bovendien komen werkgevers via het samenwerkingsverband in contact met het talent dat wij nu opleiden. Daar zitten ook de werknemers van de toekomst tussen. Voor de betrokken overheidspartijen is de samenwerking van belang, omdat zij de taak hebben dit soort vraagstukken op te lossen. Daar hebben ze het bedrijfsleven en onderwijs bij nodig. Binnen TerraTechnica kunnen alle partijen elkaar versterken.”
Schreuder: “Voor de provincie en gemeenten is het van belang dat er sterke onderwijsinstellingen aanwezig zijn in de regio met goede connecties tot de lokale arbeidsmarkt. Er is veel werk en men wil graag dat jonge mensen verbonden blijven aan de regio; dus is studeren en werken op niveau van belang.”
Het project is nog relatief jong. Hoe ziet de toekomst eruit?
Schreuder: “Op dit moment lopen er binnen TerraTechnica nog relatief kleine projecten, soms zelfs buiten ons curriculum om. Waar we bij Inholland naartoe willen, is standaard ruimte creëren in het derde studiejaar voor een dergelijke grote en vaak multidisciplinaire praktijkopdracht met aanvullend flankerend onderwijs. Dat is hetzelfde jaar waarin studenten stage lopen, wat betekent dat ze de ene helft van het jaar stage kunnen lopen en de andere helft aan een praktijkopdracht werken. Deze sluiten op elkaar aan, maar kunnen ook in volgorde worden omgedraaid. Dat biedt continuïteit voor de studenten en voor werkgevers het hele jaar door aanbod van talent.”
De Deugd: “Het ontstaan van TerraTechnica is een heel positief verhaal, maar niet altijd even makkelijk. Er kan een samenwerking ontstaan tussen bedrijf en studenten, waar voor het bedrijf niet het gewenste resultaat uitkomt. Zaken kunnen mislukken; daar moet je eerlijk over zijn. Dat is een leermoment voor onze studenten, maar bedrijven moeten verder. Daarom is het zo goed om met elkaar op te trekken vanuit dezelfde overtuiging. De TerraTechnica-partners willen met elkaar deze weg inslaan.”