Van alle materialen die in de economie terechtkomen – 549 miljard kilo in 2014 – was ongeveer 9 procent gerecycled, secundair materiaal (48 miljard kilo). Dit terwijl Nederland met zo’n 80 procent hergebruik van het afval (à 59 miljard kilo) één van de landen is in Europa die het meest recyclen. Het Rijksbrede programma Circulaire Economie richt zich op de ontwikkeling naar een vóór 2050 te realiseren circulaire economie.

Recycling

Vier verschillende groepen materialen stromen door de Nederlandse economie: biomassa, fossiele-energiedragers, metalen en mineralen. Onder deze materiaalgroepen vallen zowel grondstoffen als producten. Onder metalen valt bijvoorbeeld een grondstof als ijzererts, maar ook een product dat voornamelijk uit metalen bestaat, zoals een auto.

Een groot deel van de materialen die worden ingebracht in de Nederlandse economie (in 2014 betrof het 74 procent) komt uit de invoer. Bijna een derde hiervan wordt zonder veel bewerking weer uitgevoerd (wederuitvoer). De rest van de invoer wordt samen met grondstoffen uit de binnenlandse winning verwerkt tot producten. Het deel van deze producten dat niet wordt uitgevoerd wordt gebruikt voor binnenlandse consumptie (materiaalgebruik en energieopwekking). Geconsumeerde producten met een lange levensduur, zoals gebouwen en auto’s, blijven een tijdje in de economie als voorraad voordat ze als afval vrijkomen. Het meeste afval wordt vervolgens gerecycled.

Vraag naar materialen

Van alle materialen die in de economie terechtkomen – 549 miljard kilo in 2014 – is ongeveer 9 procent gerecycled, secundair materiaal (48 miljard kilo). Vergeleken met de totale Nederlandse consumptie (221 miljard kilo) is het aandeel gerecycled materiaal 22 procent. In 2014 recyclede Nederland 81 procent van het afval (59 miljard kilo), één van de hoogste recyclingpercentage in Europa. Naast hergebruik zijn andere strategieën nodig om de beoogde overgang te maken naar een circulaire economie uit het Rijksbreed programma ‘Nederland circulair in 2050’. Hierbij valt te denken aan efficiënter gebruik van materialen, het verbeteren van producten waardoor ze langer meegaan of substitutie van materialen, bijvoorbeeld door plastic te maken van biomassa in plaats van aardolie.

Hoge materiaalinput per inwoner

Vergeleken met andere EU-landen is in Nederland het materiaalgebruik per inwoner hoog. Vooral de input van fossiele-energiedragers is hoog. Dit komt zowel door de gaswinning in Nederland als door de invoer van aardolie die na raffinage voor een groot deel weer als brandstof wordt uitgevoerd. Een groot deel van de in Nederland verwerkte materialen verlaat het land weer als exportproduct.

Lage materiaalconsumptie per inwoner

De materiaalconsumptie in Nederland is, vergeleken met die van andere EU-landen, juist laag. De consumptie van mineralen per hoofd van de bevolking is laag omdat Nederland een dichtbevolkt land is. Hierdoor kan de infrastructuur, waar veel minerale grondstoffen voor nodig zijn, efficiënt worden gebruikt. De consumptie van fossiele-energiedragers is wel relatief hoog in Nederland. Dit komt onder andere doordat Nederland weinig hernieuwbare energie opwekt met windmolens en zonnepanelen.

Bron: CBS