Door aanhoudende milieuproblemen en oprakende grondstoffen wordt het steeds urgenter om de economie structureel te veranderen. Toch komt die omslag maar niet goed van de grond. In de discussies hierover spelen begrippen als duurzaamheid, circulariteit en recycling een grote rol.

Jan Jonker, hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, betoogt dat onze maatschappij niet meer zo goed functioneert. “We ondervinden steeds meer schade van onze manier van leven en werken. Dat moet echt anders.”

“We ondervinden steeds meer schade van onze manier van leven en werken. Dat moet echt anders.”

Duurzaam versus circulair

Hoe worden de problemen het beste aangepakt? Vanaf begin jaren zestig is men, als antwoord daarop, bezig met het verkennen van het concept duurzaamheid. Jonker: “Duurzaamheid staat volgens mij voor het op allerlei gebieden minder grondstoffen en brandstoffen verbruiken en minder vervuilend produceren, helaas wel met behoud van de bestaande economische orde, waarin die verspilling zit ingebakken.” Het streven naar duurzaamheid alleen is dus niet genoeg, omdat er veel meer naar de maatschappij als geheel gekeken moet worden. Uiteindelijk leidt dat tot een concept dat tegenwoordig de circulaire economie genoemd wordt, vertelt de hoogleraar. Die bestaat uit het slimmer benutten en hergebruiken van grondstoffen, halffabricaten en producten, ofwel assetmanagement. Waarom moet iedereen immers zijn eigen auto of wasmachine hebben, als je deze ook gezamenlijk kunt benutten? “Het besef groeit dat je dat principe op heel veel producten kunt toepassen.” Het hergebruik van producten valt ook onder circulariteit. Onze huidige weggooimaatschappij kan getransformeerd worden tot een levenscyclusverlengingsmaatschappij door bestaande producten slimmer en langer te gebruiken. Samen met het toepassen van duurzaamheidsprincipes, zijn dat de drie elementen die een transitie naar een werkelijk circulaire economie mogelijk kunnen maken, stelt Jonker.

Er zijn drie partijen die verantwoordelijkheid dragen richting circulariteit, elk met hun eigen obstakels, geeft Jonker aan. Eerst de overheid; die zit in een lastig parket. Ze sponsort direct en indirect de fossiele brandstofindustrie met 7 miljard euro op jaarbasis. Als die industrie wordt afgebouwd, heeft dat grote gevolgen voor de schatkist. Ook in het bedrijfsleven zit niet iedereen te wachten op een transitie omdat er miljarden zijn geïnvesteerd in onder meer kolencentrales, vervoersmiddelen en raffinaderijen. Wanneer zij circulair moeten gaan produceren, zullen bedrijven veel investeringen moeten afschrijven. Ook de consument wordt nauwelijks uitgedaagd om duurzaam te gaan leven en consumeren. Integendeel, Jonker ziet allerlei marketingconcepten opkomen die de omloopsnelheid van bijvoorbeeld kledingcollecties tot slechts zeven of acht weken verkorten. “Dit is dus doorgaan met waar we mee bezig zijn en dat is totaal onverantwoord”, waarschuwt hij.

Overheidsbeleid

Jonker is blij met het huidige debat over circulaire economie en het overheidsbeleid, maar vindt wel dat er nu structureel van beleid naar praktijk moet worden overgestapt. Als een transitie naar een circulaire economie op jaarbasis minimaal 5 miljard euro kost; de overheid elk jaar 73 miljard euro uitgeeft, en afgesproken wordt dat over vijf jaar 7 miljard daarvan besteed wordt aan circulariteit, dan praten we volgens Jonker tenminste ergens over. Belangrijk is het uitkiezen van sectoren die circulair moeten worden en daarin gaan investeren. Veel auto-onderdelen zijn bijvoorbeeld goed herbruikbaar. “Waarom hebben we nog geen landelijk dekkend netwerk voor precies passende auto-onderdelen, gekoppeld aan verzekeringspolissen?” Circulariteit moet een businesscase worden, vindt de hoogleraar. Circulariteit is niet alleen een kwestie van techniek maar vooral ook van organiseren, en daar is Nederland goed in. “Ons lans is al briljant in papier- en in vlakglasrecycling, op het gebied van plastics kan dat ook, als de overheid stopt met toelaten van rommelplastics en stuurt op kwaliteitsplastic en recycling.”

Recyclen met de Ladder van Lansink

Om te transformeren naar een circulaire economie zullen ook op het gebied van afvalverwerking grote stappen gezet moeten worden. Max de Vries, directeur BRBS Recycling, de branchevereniging van recyclingbedrijven, geeft aan dat de eerste, grote aanzet daartoe in de jaren negentig ontstond met de invoering van het stortbesluit. Een ontdoener van afval moest voortaan betalen om zijn afval gestort te krijgen. Zo ontstond een markt die voor nieuwe ondernemers interessant werd. Met het oog op het milieu en de volksgezondheid kwam een hele sector van recyclingbedrijven tot stand.

Op het gebied van Nederlands afvalbeheer bestaat een standaard genaamd de Ladder van Lansink, vertelt De Vries. Het afvalbeleid is erop gericht prioriteit te geven aan de milieuvriendelijkste verwerkingswijzen, waarbij storten onderaan de Ladder staat, recycling daarboven en preventie bovenaan. De circulaire economie kan net zo’n begrip worden als de Ladder. “Die richting willen we toch met z’n allen op.” Voor een circulaire economie is het nodig dat de producent van circulaire grondstoffen de mogelijkheid krijgt om de
verwerkingsprijs laag te houden en de kwaliteit hoog genoeg om te kunnen concurreren met primaire grondstoffen. Hier en daar lukt dat al heel aardig. Maar er zijn nog diverse afvalstromen waarvan het goedkoper is om deze te laten verbranden.

Businesscase

De recyclingindustrie heeft een business-gestuurde aanpak nodig, vindt De Vries. Het stortverbod en de stortbelastingen waren goede initiatieven, waardoor enorm in recyclingcapaciteit werd geïnvesteerd. De volgende tree op de ladder van Lansink is het verbranden van afval. Dat is nu te goedkoop. Een optie zou zijn om verbrandingsbelasting in te voeren. Ook een verbrandingsverbod of een sorteer- of scheidingsverplichting kunnen goede instrumenten zijn. Nederland is eraan toe om ook die laatste afvalstromen – ongeveer 2,5 miljoen ton bedrijfs- en 2,5 miljoen ton huishoudelijk afval – te gaan scheiden en uiteindelijk hoogwaardig te kunnen toepassen.

Voor het verbranden van biogene afvalstromen krijgen bedrijven zogenoemde CO2-credits. “Maar als datzelfde afval gerecycled wordt, krijg je die credits niet en dat is natuurlijk vreemd”, aldus De Vries. Helaas is hier nog geen goed CO2-creditsysteem voor opgezet. We zitten met ons hoofd nog in het afvalverwerkingsstadium. Nog geen tien jaar geleden stuurde het toenmalige ministerie van VROM op negen miljoen ton aan verbrandingscapaciteit. Er is nu acht miljoen ton gerealiseerd en dat is al 50 procent te veel. Daarom is het verbranden van afval nu nog vaak de goedkoopste optie. Eeuwig zonde, volgens De Vries.

Betonakkoord

Puin is goed voor twintig miljoen ton afval, een derde van de totale afvalstroom. Puin bestaat voor meer dan twee derde uit beton. Begin 2016 hebben ruim zestig bestuurders vanuit de betonketen besloten tot een akkoord, gericht op een economisch gezonde betonsector door verdere verduurzaming. Op 30 oktober jl. is dat ondertekend. CO2-reductie, circulariteit, biodiversiteit en sociale aspecten zijn speerpunten. De Vries is kritisch en vindt het betonakkoord nog mager en vol vrijblijvendheden zitten. Recycling moet juist een businesscase zijn, stelt hij. Dat kan als de afvalverwerkers voldoende betaald krijgen door de aanbieders, volgens het principe dat de vervuiler betaalt. In zijn algemeenheid dient de keten – van ontdoener, bronscheiden en recycling – geoptimaliseerd te worden. Pas als storten en verbranden ontmoedigd worden kunnen recyclingbedrijven het maximale volume uit de afvalstromen halen. Daarmee kunnen prijs en kwaliteit concurrerend worden met primaire grondstoffen. Alle andere mogelijkheden om afvalstoffen te verwerken, moeten afgesloten zijn. “De verwerkingsprijzen blijven daarbij acceptabel, omdat er vele recyclingbedrijven zijn en dus voldoende concurrentie”, besluit De Vries.

Circulaire economie
De circulaire economie moet worden gezien als een economisch systeem dat is bedoeld om herbruikbaarheid van grondstoffen, producten en menselijke talenten te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. Circulaire economie maakt behalve van de eigen keten ook gebruik van andere ketens. Beton is daar een goed voorbeeld van. Naast primaire grondstoffen worden ook bijproducten uit andere productieprocessen gebruikt, zoals hoogovenslak en poederkoolvliegas in cement of beton. Betongranulaat dat aan het eind van de levensduur na sloop en breken ontstaat, wordt opnieuw ingezet als grondstof.

Bron: #Duurzaambeton – Trending topics