In de snel veranderende samenleving kan en mag het onderwijs niet achterblijven. Onderwijs heeft immers de belangrijke taak de burgers van morgen klaar te stomen voor de toekomst. Daarom dient onderwijs mee te bewegen met de maatschappij en moet het voortdurend openstaan voor innovaties en vernieuwingen. De leraar heeft hier een essentieel aandeel in, en zal ook in de toekomst onmisbaar zijn.
Meebewegen en veerkracht
De maatschappij is momenteel onderhevig aan een aantal grote ontwikkelingen, vertelt Henriëtte Maassen van den Brink, voorzitter van de Onderwijsraad. “Denk hierbij aan internationalisering, flexibilisering op de arbeidsmarkt, individualisering en afnemende sociale afhang, en natuurlijk de digitalisering.” Het onderwijs zal rekening moeten houden met deze ontwikkelingen wanneer men de leerlingen wil klaarstomen voor de toekomst. Met toekomstgericht onderwijs wordt er gekeken naar wat nodig zal zijn voor de leerling en de maatschappij, stelt Maassen van den Brink. Er dient ingeschat te worden wat de toekomstige scenario’s zijn, en welke eisen en risico’s deze met zich meebrengen. Dit vraagt volgens haar veerkracht van het onderwijsstelsel. “Deels moet het onderwijs meebewegen met maatschappelijke ontwikkelingen, maar het moet ook weerstand bieden tegen zaken die wellicht hypes zijn.” Onderwijsinstellingen moeten om deze reden goed de impact van maatschappelijke ontwikkelingen kunnen inschatten en vervolgens beoordelen of ze onderwijs structureel aanpassen of enkel kleine onderdelen ervan.
Digitalisering van onderwijs
Met name de digitalisering heeft een direct effect op onderwijsinstellingen. Maassen van den Brink: “We kunnen niet meer om de technologische ontwikkeling heen. Dat is een gelopen race; het dagelijks leven is er zo van doordrongen dat niet meedigitaliseren geen optie is voor scholen.” Toch lopen nog veel scholen achter wat betreft het digitaliseren van hun onderwijs. Dit komt volgens haar met name door het ontbreken van een visie: hoe kan de digitalisering de onderwijsdoelen ondersteunen en versterken? De digitalisering is een middel om het onderwijs te verbeteren, niet een doel op zich, benadrukt Frans Schouwenburg, adviseur Onderwijsvernieuwing met ICT bij Kennisnet. De inzet van ICT moet een natuurlijk proces zijn dat bijdraagt aan het behalen van de onderwijsdoelen. Ook hij ziet dat veel onderwijsinstellingen moeite hebben met de digitalisering. “We zien veel progressie, maar ook terugval en twijfel. Belangrijk is bijvoorbeeld ICT-bekwaamheid, maar hoe bereik je dit als er sprake is van een lerarentekort? Hoe maak je dan mensen vrij om hierin te duiken?”
Naast een ontbrekende visie zijn vaak de randvoorwaarden zoals de digitale infrastructuur niet op orde, vult Maassen van den Brink aan. Volgens haar zouden scholen zich geen zorgen hoeven maken over oude computers of het hebben van een snelle internetverbinding. Alle instellingen moeten een snelle glasvezelkabel en nieuwe computers hebben. De overheid zou scholen hierin moeten ontzorgen en voor deze randvoorwaarden moeten zorgen. Daarnaast moeten techniek en lesmateriaal volgens haar losgekoppeld worden. Momenteel heeft iedere school een eigen infrastructuur en werken zij met de techniek die komt bij hun gekozen lesmateriaal. Daardoor is uitwisseling van materiaal en data tussen scholen praktisch onmogelijk en kunnen scholen niet zomaar wisselen van lesmateriaal. Op dit vlak is daarom een goede samenwerking tussen de overheid, scholen, uitgeverijen en softwareaanbieders van groot belang. “Het draait echt om doordacht digitaal leren, waarbij de leerling altijd voorop moet komen. Er is te weinig kennis, te weinig tijd en te weinig geld voor scholen om alles zelf te doen.”
Het leren versterken
Het is belangrijk dat onderwijsinstellingen de digitalisering omarmen, en niet alleen omdat ze ‘niet achter kunnen blijven’. Schouwenburg legt uit dat de digitalisering van het onderwijs mooie kansen biedt. Zo kunnen leerlingen met behulp van software beter gevolgd worden en kan het lesmateriaal op de leerling worden aangepast. Het zorgt er ook voor dat overal en altijd geleerd kan worden. Daarnaast kan ICT een ondersteunende rol spelen bij onderzoekend leren, waarbij leerlingen door middel van onderzoeksopdrachten in authentieke situaties worden gebracht. Dit bereidt hen beter voor op het beroepsleven.
Tot slot maakt digitaal onderwijs het mogelijk dat leerlingen zich de digitale vaardigheden eigen kunnen maken. Voorbeelden hiervan zijn informatie interpreteren, mediawijsheid en computational thinking.
Bij deze vier toepassingen van technologie is het wel van groot belang dat de focus ligt op het personaliseren van onderwijs, en niet op het individualiseren, benadrukt Schouwenburg. Het digitaal leren moet dan ook gebruikt worden als een manier van werken binnen de sociale en pedagogische omgeving van een school. Er moet daarom ook altijd een goede mix zijn van online en offline leren. “De rol van de leraar blijft essentieel om de doelen van het onderwijs te behalen. Deze zijn leren leven, leren leren en leren werken. Onderwijs heeft niet alleen als doel leerlingen te kwalificeren, het heeft ook een socialiserende functie en draagt bij aan persoonsvorming.”
Rol van ICT
Maassen van den Brink deelt de mening dat de leraar essentieel blijft in het onderwijs. Zij stelt dat ICT enerzijds maatwerk kan leveren door op alle niveaus het lesmateriaal te differentiëren, maar dat ervoor gewaakt moet worden dat te ver doorgevoerde differentiatie ten koste kan gaan van sociale samenhang in een onderwijsinstelling. Voor ouders en leerlingen voor wie het niet vanzelfsprekend is om hun weg te vinden in het onderwijs, kan het gebruik van ICT door kosten en keuze voor individuele programma’s ook gevolgen hebben voor kansengelijkheid.
Een leraar zal een belangrijke rol moeten vervullen in het waarborgen van gelijke kansen voor alle leerlingen. “De leraar is daarnaast onmisbaar voor het formuleren en succesvol doorvoeren van onderwijsvernieuwingen, zoals het gebruik van digitaal lesmateriaal”, voegt Schouwenburg toe. Hij stelt daarom dat leraren ook kritisch dienen te zijn over de aanbieders van lesmateriaal.
Leraren van de toekomst
Met het digitaliserende onderwijssysteem verandert ook de functie van de leraar. Om de leerlingen wegwijs te kunnen maken in de digitale wereld, moet de leraar zelf ook ICT-vaardig zijn. “Het kan niet zo zijn dat leraren die kinderen voorbereiden op de toekomst, zelf niet voorbereid zijn”, benadrukt Schouwenburg. Hij geeft aan dat iedere leraar een leerling moet kunnen gidsen in de wereld van de digitale media. Maassen van den Brink vult aan: “Hij of zij moet digitaal geletterd zijn, weten welke rol ICT kan spelen bij het oplossen van complexe problemen en weten hoe er omgegaan moet worden met mediagebruik.” Ze legt uit dat men vroeger bij de ‘klassieke bronnen’ gewoon dingen kon opzoeken. Nu moeten leraren hun leerlingen ook het vermogen aanleren om de kwaliteit van bronnen te duiden. Wanneer is iets van wetenschappelijk niveau? Daarnaast is het van groot belang dat leraren enige kennis hebben van de privacywetgeving en datastromen, aldus Schouwenburg, omdat alles wat zich online afspeelt zijn sporen zal nalaten.
Maassen van den Brink stelt dat los van de additionele vaardigheden die leraren moeten bezitten, het vooral draait om de juiste motivatie en houding om met veranderingen om te gaan. Leraren moeten veerkrachtig zijn en onderwijsvernieuwingen kunnen en willen omarmen. Want ondanks dat de rol van de leraar zal veranderen, blijft hij of zij de spil in het ontwikkelen, verwerven en verspreiden van kennis en het vermogen van onderwijsinstellingen om te kunnen innoveren.