Meer dan een decennia na de introductie van de eerste smartphones zijn we aanbeland in een ‘tijdperk van verbondenheid’. Door middel van e-mails, social media en andere digitale toepassingen delen we continu onze vragen, ideeën, antwoorden en manier van denken met de rest van de wereld. Hieruit is een soort collectieve kennisbank ontstaan die een ideale voedingsbodem biedt voor het oplossen van problemen, of is dat niet helemaal het geval? Onderzoekers van onder andere de Harvard Business School (HBS) suggereren dat constante samenwerking niet altijd tot de beste oplossing leidt.
Mate van samenwerking
Tijdens het onderzoek bestudeerden hoogleraren Ethan Bernstein van HBS, Jesse Shore van Questrom School of Business en David Lazer van Northeastern University verschillende teams in hun omgang met problemen. Al deze teams hadden een drietal leden waartussen geen, middelmatige of constante samenwerking plaatsvond. De teams uit de laatste categorie vertegenwoordigden de ‘always-on’ cultuur van de afgelopen decennia.
Kwaliteit van oplossingen
Uit eerder onderzoek kwam naar voren dat isolatie tot innovatie kan leiden, omdat teams waarin leden niet met elkaar communiceren tot de meeste unieke oplossingen komen. Dit kunnen goede of slechte ideeën zijn, en door deze variatie is de kwaliteit van de oplossingen gemiddeld wat lager. Tijdens de studie kwamen de onderzoekers tot hetzelfde resultaat, en bij de teams die wel constant samenwerkten was de verwachting juist het tegenovergestelde. Hieruit zou een hoger gemiddeld aantal kwalitatieve oplossingen komen, maar minder variatie. Dit bleek eveneens te kloppen.
Beste van twee werelden
Bij de teams die juist een middelmatige hoeveelheid samenwerkten kwam er een nieuwe ontdekking aan het licht. Deze teams leverden namelijk het beste van twee werelden. Zo kwamen ze met bijna hetzelfde gemiddeld aantal kwalitatieve oplossingen als de hoge interactieteams, maar – waarschijnlijk door de hogere variatie – uiteindelijk ook met de beste ideeën. De meest interessante bevinding was echter dat de toppresteerders binnen deze teams nog enigszins iets konden leren van de onderpresteerders. Dit was bij de hoge interactieteams minder, aangezien constante samenwerking tussen ‘ongelijken’ vaak tot negeergedrag van de ene, en kopieergedrag van de ander leidt.
Implicaties voor de werkvloer
Volgens Bernstein en zijn collega-onderzoekers hebben de bevindingen een aantal mogelijke implicaties voor de werkvloer. Een belangrijk voorbeeld daarvan is het vinden van een gulden middenweg tussen samenwerking en zelfstandigheid, om optimaal te kunnen profiteren van de uitkomsten. In veel organisaties is deze balans al gevonden, maar de voortdurende technologische ontwikkelingen kunnen dit wel onder druk zetten. “Als we deze balans laten verstoren door de ‘always-on’ cultuur kunnen we onze capaciteit verliezen om problemen adequaat op te lossen”, stelt Bernstein. Dit wordt onderstreept door het groeiende aantal organisatietrends van de laatste tijd, zoals wendbaar werken en hackathons.
Optimale samenwerking
Daarnaast hechten organisaties die bekend staan om creativiteit en brainstorming vaak veel belang aan de balans tussen samenwerking en zelfstandigheid. Zelfs in open kantoren – waar Bernstein ook recentelijk onderzoek naar heeft gedaan – zijn er kleine kamertjes die de zelfstandigheid stimuleren. Met het oog op de bevindingen concluderen de onderzoekers dat dit soort zaken belangrijker zijn dan er voorheen werd gedacht. En ze waarschuwen dat een sterke opmars van de ‘always-on’ cultuur – door bijvoorbeeld het groeiende gebruik van ‘connected’ technologie – de balans tussen samenwerking en zelfstandigheid niet moet verstoren. Alleen als er een gulden middenweg gevonden wordt op dit gebied kunnen teams hun optimale collectieve prestatie behalen bij het oplossen van problemen.
De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences.