Bij parkeren hoort veiligheid. In de keuze voor een parkeerlocatie spelen een groot aantal factoren mee, en veiligheid voor mens en auto is een van de belangrijkste. Er bestaat daarin een duidelijk onderscheid tussen parkeren in parkeergarages en parkeren buiten, in de openbare ruimte. Het cliché wil dat men parkeren op straat veiliger zou vinden dan in een parkeergarage. Garages worden al snel geassocieerd met donkere, krappe ruimtes waar sociale controle ontbreekt.
De werkelijkheid blijkt anders. Als een automobilist net zo snel en gemakkelijk op zijn bestemming aankomt als wanneer hij buiten parkeert, geeft hij volgens ANWB-onderzoek de voorkeur aan de parkeergarage. Veiligheid is daarbij een belangrijk argument, stelt Peter Martens, vicevoorzitter van VEXPAN, platform van de parkeerbranche in Nederland. “Het gaat om veiligheid voor de mens, maar zeker ook voor de auto. De kans op diefstal is op straat tienmaal zo groot als in de garage. De slagbomen en camera’s werken sterk ontmoedigend.” Ook staat de auto droog en is deze beschermd tegen extreme weersomstandigheden, wat een aanvullend gevoel van bescherming geeft.
Parkeergarage steeds veiliger
De veiligheid in parkeergarages is de laatste tien, vijftien jaar sterk verbeterd. Vroegere garages waren zo effi ciënt mogelijk ingericht; er moesten zo veel mogelijk auto’s in worden opgeborgen. Het rendementsdenken overheerste. Bestuurders moesten manoeuvreren door scherpe bochten, tussen lastig opgestelde pilaren en in smalle parkeervakken. Dat leverde gemakkelijk spanningen en tegenzin op. Bovendien waren de garages vaak donker en onoverzichtelijk ingericht. Dat maakte ze er niet veiliger op. De laatste tijd besteedt men veel meer aandacht aan de aantrekkelijkheid van de garages, en worden ze ruimer opgezet. Door nieuwe constructiemethodes hoeven de pilaren geen hindernis meer te vormen. Auto’s kunnen schuin inparkeren in ruimere vakken, in plaats van haaks op het middenpad. Betere verlichting, overzichtelijkheid en duidelijk afgescheiden voetpaden tussen de geparkeerde auto’s, vergroten de veiligheid en dat wordt door bezoekers gewaardeerd.
Het is overigens niet alleen de inrichting van de garages die de veiligheid vergroot. Ook het terugdringen van contant geld is volgens Martens een grote vooruitgang. Mensen kunnen pinnen of met creditcard betalen, vaak direct bij de uitgang, zodat ze niet meer langs een betaalautomaat hoeven. Daar voelt men zich vaak kwetsbaar. Een laatste punt dat Martens noemt is de verbeterde informatievoorziening. Dat garages aangeven hoeveel plaatsen er nog vrij zijn, voorkomt onzeker zoekgedrag. “Automobilisten die naarstig zoeken naar een parkeerplek, letten minder geconcentreerd op de weg. Op straat moet je altijd maar afwachten of je je auto kwijt kunt. Dat geeft zoekend rijgedrag en veroorzaakt een hoop kleine ongelukjes, vooral met fietsers.”
Voor de toekomst voorziet Martens garages nog veiliger worden. Hij verwacht ‘zelfparkerende’ auto’s, gecombineerd met smart garages. “Daar worden al experimenten mee gedaan. De bestuurder zet zijn auto op een plek voor de garage en de digitale interactie tussen auto en garage doet de rest. Autonomous valet parking noem je dat.” Het moge duidelijk zijn dat dit proces nog veel tijd en energie zal kosten voor het vlekkeloos functioneert, maar contacten met de auto-industrie komen op gang. De parkeerbranche bereidt zich alvast voor op de ‘garagekant’. “Automatisch parkeren is niet alleen gemakkelijk, het is ook veilig want je hoeft de garage helemaal niet meer in”.
Gevoel van veiligheid verbeteren
Betekenen veiliger parkeergarages ook dat de gebruiker zich er daadwerkelijk veiliger voelt? Gevoel is tenslotte iets anders dan meetbare feiten. Volgens omgevingspsycholoog Joren van Dijk ligt het verband niet eenduidig. Er zijn factoren die het veiligheidsgevoel in een parkeergarage kunnen vergroten, maar ze doen dat alleen in de juiste omstandigheden. Betere verlichting werkt over het algemeen positief, maar als je een onveilige plek verlicht kan die ook juist enger worden. Een prachtige parkeergarage in een verloederde stadswijk zal het ook niet redden; de verloedering werkt te sterk in op het gemoed. Het gevoel van veiligheid is het resultaat van een spel tussen verschillende factoren.
Ondanks die relativering zijn er wel degelijk factoren die het welbevinden in een parkeergarage bevorderen. Van Dijk noemt goed onderhoud. “Rotzooi en gehavende muren en pilaren wekken gemakkelijk angstgevoelens op.” Ook overzichtelijkheid en ruimte zijn belangrijk. Maar bovenal moet er contact mogelijk zijn met de beheerders van de garage. Liefst is er 24 uur per dag iemand lijfelijk aanwezig en snel bereikbaar, zodat men bij problemen altijd hulp kan krijgen. Dit vergroot vooral ’s avonds en ’s nachts het veiligheidsgevoel en voorkomt stress. Kleine stresservaringen kunnen leiden tot angst en onrust; het is dus zaak om stressopwekkende factoren weg te nemen.
Stress ontstaat door overprikkeling en die vindt in een garage gemakkelijk plaats als de omgeving niet in orde is: lopen in een donkere ruimte zonder duidelijke bewegwijzering, slechte informatievoorziening, een lift die niet goed functioneert, inparkeren tussen lastig geplaatste en slecht zichtbare pilaren. Ook de bereikbaarheid en de toegang spelen een rol; een lastige inrit kan al stressverhogend werken. “Jammer genoeg is de ervaring van de eindgebruiker nog maar zelden het uitgangspunt geweest van waaruit een garage werd gebouwd. Gelukkig verandert dit, maar we hebben nog te maken met veel oude garages.”
Gesprekje bij de betaalautomaat
Overigens is de mate van ‘parkeerbeleving’ sterk afhankelijk van de reden waarom men parkeert. Als voorbeeld noemt Van Dijk een zogenoemde park and ride (P+R)-garage aan de rand van Utrecht, vlak bij het hoofdkantoor van Rijkswaterstaat. Doordeweeks wordt deze vooral gebruikt door werknemers en bezoekers van Rijkswaterstaat. “Zij beoordelen de garage niet zozeer op belevingsaspecten, maar vinden de bereikbaarheid en het parkeergemak belangrijk.” In het weekend gebruiken vooral dagjesmensen en evenementenbezoekers de garage. “Zij zijn veel gevoeliger voor de impact van de garage op hun gemoed.”
Van Dijk wijst op mogelijkheden tot het scheppen van herkenbaarheid, contacten en sociale controle in de parkeergarage. Zo zijn utiliteitsreizigers, die elke werkdag in dezelfde garage parkeren, geneigd hun auto steeds op dezelfde plek neer te zetten. Als dit principe zou worden gestimuleerd en er meer afgebakende gebieden zouden komen, zouden vaste groepjes parkeerders kunnen ontstaan.
Autobezitters zouden elkaar na verloop van tijd herkennen en uiteindelijk elkaars auto in de gaten kunnen gaan houden. Het terugdringen van betaalactiviteiten in de garage ziet Van Dijk niet alleen als een voordeel. “In een parkeergarage waar niet eens meer een betaalautomaat staat, wordt het wel erg eenzaam. Bij zo’n automaat is altijd wat reuring, daar vinden gesprekjes plaats. Het zijn juist de stille plekken waar men zich onveilig voelt.”
Parkeren een middel, geen doel
Ondanks alle aandacht voor het onderwerp moet niet uit het oog verloren worden dat parkeren een middel zal blijven en nooit een doel op zich. Zoals in de garage in Utrecht, waar de parkeerders minder aandacht voor veiligheid hebben naarmate hun doel urgenter is, zo werkt het overal. Het doel van de reis is altijd belangrijker dan de parkeeromstandigheden. Giuliano Mingardo, senior researcher Transport Economics aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, heeft hier onderzoek naar gedaan. Hij zocht bijvoorbeeld naar het verband tussen parkeertarieven en de omzet van de detailhandel in winkelgebieden. Dat blijkt er nauwelijks te zijn. Pleidooien van winkeliers voor gratis parkeren om daarmee klanten te trekken zijn daarmee zinloos. Volgens Mingardo zijn investeringen in de aantrekkelijkheid van stad en winkels effectiever.
Zodra een plaats om wat voor reden dan ook aantrekkelijk is, wordt een parkeerplaats een schaars goed waar men geld voor over heeft. Dat schept de mogelijkheid parkeergedrag te reguleren en op die manier invloed op de mobiliteitsontwikkeling uit te oefenen. Indirect beïnvloedt dit ook de veiligheid, buiten de muren van de parkeergarage. Gemeenten maken steeds vaker dankbaar gebruik van dit idee. Door gericht prijsbeleid en locatiebepaling van parkeergarages kan men de binnenstad ontlasten en de eventuele groei in goede banen leiden.
Goedkope en gemakkelijk bereikbare P+R-plaatsen gecombineerd met goed aansluitend openbaar vervoer tegenover dure en spaarzame parkeerplaatsen in de binnenstad, zorgen ervoor dat bezoekers hun auto aan de rand van de stad parkeren. In de binnenstad parkeren dan alleen mensen die bereid zijn meer te betalen. Het zal daar een stuk rustiger worden. Men voorkomt chaos en onveiligheid
door drukte en onoplettendheid van automobilisten die een parkeerplaats zoeken, en de stad wordt er aantrekkelijker door. “De stad wordt als het ware teruggegeven aan de mensen.”
Serieus parkeerbeleid blijft nodig
Overigens levert parkeerbeleid niet altijd direct het beoogde resultaat op. De auto laat zich niet zomaar uit het centrum wegsturen. Vaak zijn aanvullende maatregelen nodig, maar er kunnen ook ongewenste neveneffecten optreden. Volgens Peter van der Waerden, die aan de TU Eindhoven de invloed van parkeermaatregelen op mobiliteit onderzoekt, verkijken veel gemeenten zich hierop. “Pogingen om het verkeer in de binnenstad in te dammen hebben vaak als gevolg dat de parkeerdruk vlak buiten het centrum sterk toeneemt.” Dit kan ergernis van bewoners opwekken als hun woonwijk als goedkope parkeerplek door centrumbezoekers is ontdekt.
“Automobilisten zijn bijzonder inventief in het vinden van goedkope plaatsen zo dicht mogelijk bij hun bestemming, ze stappen niet zomaar over op de fiets of het ov.” Prijsmaatregelen kunnen effectief zijn, maar het effect is vaak tijdelijk. Er treedt gewenning op, men accepteert langzamerhand de prijzen en reserveert er dan automatisch een budget voor. In dat kader werken goede parkeervoorzieningen zoals P+R beter, als ze tenminste voldoende parkeergemak en doorreismogelijkheden bieden. “P+R biedt tastbare voordelen. Je mist de stress van het zoeken naar een parkeerplek in een chaotische binnenstad en je auto staat goed gestald.”
Uitgangspunt van elk parkeerbeleid moet volgens Van der Waerden zijn dat de auto serieus wordt genomen. Anders werkt het niet. “Ik geloof niet zozeer in de auto als statussymbool of emotioneel beladen bezitting, maar de ‘eenheid’ auto heeft nu eenmaal voordelen tegenover andere vervoersmiddelen. Die voordelen hebben vooral met gemak te maken.” Er zal kortom altijd behoefte zijn aan flexibele, individuele voertuigen die mensen en spullen op een gemakkelijke manier kunnen vervoeren. Er zal dus altijd behoefte blijven aan parkeerruimte in de binnenstad en aan serieus parkeerbeleid om dit te reguleren.