Naar schatting zullen er in 2050 een kleine 10 miljard mensen eiwitten nodig hebben, en de capaciteit van de wereldwijde landbouw is nog lang niet toereikend. Om aan die eiwitbehoeften te voldoen moet de (pluim)veeteeltproductie namelijk groeien met gemiddeld 52 procent.
Een flinke groei dus, die als de huidige koers gevolgd wordt enorme schade met zich meebrengt voor de omgeving. Veeteelt wordt door de CO2-uitstoot en het landgebruik immers gezien als een van de grootste oorzaken van milieu- en klimaatverandering.
Voedselproductie door kunstmatige visteelt
Nieuw bewijs toont aan dat de voedselproductie door kunstmatige visteelt – oftewel aquacultuur – een belangrijke rol kan spelen in het voeden van de toekomstige wereldpopulatie. Het zorgt er namelijk voor dat landgebruik aanzienlijk verminderd wordt, en daarmee ook de milieu- en klimaatimpact. Landgebruik omvat immers onder andere het kappen van oerbossen en het uitputten van de bodem, allemaal zaken die de CO2-uitstoot verhogen en de vruchtbaarheid van de aarde aantasten.
Uit een studie van het UC Santa Barbara’s National Center for Ecological Analysis and Synthesis (NCEAS) blijkt nu dat de hoeveelheid land die nodig is voor kunstmatige visteelt significant kleiner is dan voor de bio-industrie. Het is de eerste grootschalige analyse van het landgebruik in de kunstmatige visteelt, en onthult het potentieel van aquacultuur voor de toekomstige voedselproductie. De resultaten van de studie zijn gepubliceerd in de Proceedings of the National Academy of Sciences.
Rol van aquacultuur
“Hoewel aquacultuur ook een schadelijke invloed uitoefent op het klimaat, laat ons onderzoek zien dat het slechts om een klein aandeel gaat ten opzichte van de (pluim)veeteeltproductie”, zegt NCEAS-hoofdonderzoeker Halley Froehlich. “Aquacultuur zal dus niet de grootste druk uitoefenen op toekomstig landgebruik. Dat blijft hoogstwaarschijnlijk de bio-industrie.”
Kunstmatige visteelt is namelijk voor een groot deel afhankelijk van gewassen die op het land groeien als voeding voor de vissen, waardoor het voedselproductiesysteem ook een aandeel heeft in milieuschade door landgebruik. Om de gevolgen van het landgebruik van aquacultuur te begrijpen, onderzochten de onderzoekers hoeveel land er nodig is om de benodigde gewassen te laten groeien voor zowel aquacultuur als vleesproductie. Dit deden ze aan de hand van drie scenario’s voor 2050, en met behulp van data van de Food and Agriculture Organization (FAO).
Scenario’s voor 2050
De onderzoekers vergeleken een scenario waarin de huidige koers gevolgd wordt met twee scenario’s waarin aquacultuur de opgelopen eiwitbehoeften van 2050 vervult. Ze ontdekten dat het vervangen van de (pluim)veeteeltproductie met kunstmatige visteelt wereldwijd tussen 729 en 747 miljoen hectare minder landgebruik kan opleveren. Dat is een gebied dat tweemaal zo groot is als India: het zevende grootste land ter wereld.
Deze landbesparing, die ook weilanden en stalruimte omvat, doet zich voor wanneer de aquacultuur volledig op zee of deels in zoetwater plaatsvindt. Dit waren dan ook de scenario’s die gebruikt werden om de mogelijkheden van kunstmatige visteelt te onderzoeken. De oorzaak hiervan is dat vis en andere zeedieren minder voedsel nodig hebben om geschikt te zijn voor menselijke consumptie. Daardoor is er minder last voor het verbouwen van gewassen nodig.
Toekomst van biodiversiteit
De resultaten benadrukken de rol die voedselkeuzes spelen in de toekomst van de biodiversiteit. De grootste bedreiging hiervoor is namelijk het verliezen van leefomgevingen door menselijk landgebruik. “De uitbreiding van de landbouw over de hele wereld leidt tot het uitsterven van de meeste diersoorten en tot groot verlies van ecosystemen”, zegt onderzoeker Claire Runge van de University of Tromsø. “Dit gaat in de toekomst alleen maar erger worden, maar aquacultuur biedt een kans om een deel van de druk op de natuurlijke omgeving en het dierenleven te verminderen.”
Volgens Froehlich moet kunstmatige visteelt niet gezien worden als de ideale oplossing voor een duurzame voedselketen. Zoals bij elk voedingsproductiesysteem moeten er namelijk bepaalde afwegingen gemaakt worden. Toch bouwen deze resultaten voort op groeiend bewijs voor het enorme potentieel van duurzame aquacultuurproductie.