Gebruikers van een gebouw moeten er op blind op kunnen vertrouwen dat het gebouw waarin ze werken of verblijven, een positieve bijdrage levert aan hun welzijn. Dat ze zich prettig voelen in dat gebouw. In veel gevallen is dat zo, maar, zo blijkt uit onderzoek, er zijn gebouwen die werknemers ziek maken. Waarom de werkgever niet investeert in een goed werkbaar binnenklimaat en wel in het verminderen van energiekosten? Omdat hij zich niet bewust is van de kwaliteiten van zijn gebouw.

Bewustzijn noodzakelijk bij beoordeling gebouwen

Het begint allemaal met bewustzijn. Kijk naar dat gebouw. Wat is het voor een gebouw? Wat wil je erin doen? Hoe zit het pand in elkaar? Maak dat transparant. Dat adviseert Nelleke Nelis, adviseur gebruikskwaliteit bij VACpunt Wonen. “En als je het gebouw dan in kaart hebt gebracht, kijk wat je anders wilt.” Zo is het een gegeven dat mannen en vrouwen de temperatuur anders ervaren. De een wil het raam open, de ander wil dat het dichtgaat.

Waar werknemers nauwelijks over nadenken, volgens Nelis, is de werkneemster in de overgang. Vijftig jaar geleden werkten minder vrouwen, maar tegenwoordig blijven veel vrouwen werken tot hun pensioen. Dat betekent dat die vrouwen kampen met overgangsklachten. Maar wat kan een werkgever daaraan doen? Zorgen dat die dames flexibel kunnen werken. Dat ze de mogelijkheid hebben naar een koelere ruimte te verhuizen als dat gewenst is.

Stoorzenders

Harm Valk, adviseur bij Stichting Passief Bouwen beaamt dat de diversiteit tussen mensen groot is. “Een gebouw met een grote, mooie trap naar boven, nodigt mensen uit om die te nemen. Mits je goed ter been bent. Diezelfde mooie trap kan een behoorlijk obstakel zijn als je niet goed ter been bent. Zo is het met veel kwaliteiten in een gebouw”, weet Valk.

Het is dan niet eenvoudig om er achter te komen of het gebouw een positief effect heeft op het welzijn van de medewerkers. Dat is bijna niet te meten. Een werknemer met klachten, wendt zich tot HRM. Gekeken wordt wat de stoorzenders zijn. Een slecht functionerende chef? Een irritante collega? Of is het toch het ventilatiesysteem? De werknemer zelf weet dat niet.

Ventilatiesysteem

Een werkgever moet het gebouw dus naar zijn hand zetten. Dat kan hij doen door organisatorische oplossingen. Biedt het gebouw bijvoorbeeld de mogelijkheid dat een werknemer in een stiltekamer gaat werken?

Naast organisatorische oplossingen, zijn er technische oplossingen die het verschil kunnen maken. Zo meldden werknemers in een gebouw achter elkaar ziek. De veroorzaker van de epidemie was het ventilatiesysteem. “De filters in het systeem waren nog nooit schoongemaakt. Geen wonder dat de mensen ziek werden”, zegt Nelis.

Tools brengen duurzaamheid gebouwen in beeld

Het is dus zaak dat een werknemer zijn gebouw kent. Weet waar de kwaliteiten zitten. De tool AQSI is een hulpmiddel om de sociale duurzaamheid van gebouwen in beeld te brengen. Onderscheiden worden de thema’s veiligheid, gezondheid & comfort, onderhoud, aanpasbaarheid, toegankelijkheid en impact op de omgeving. De tools verbouwervaringen en de woningchecklist zijn speciaal gemaakt voor de consument. De tool AQSI is voor de professional bedoeld.

De thema’s veiligheid, gezondheid & comfort, onderhoud, aanpasbaarheid, toegankelijkheid en impact op de omgeving zijn in alle drie tools op dezelfde manier ingebed. Zo snijdt het mes aan twee kanten.

Zowel de professional als de gebruiker/consument worden op die manier op dezelfde belangrijke thema’s gewezen. Elk via hun eigen tool. Zowel bouwervaringen met huizen als kantoren worden besproken. Zo kan men ervaringen uitwisselen. Daarnaast kunnen mensen ook de tool woningchecklist gebruiken waarin de nadruk ligt op het bewust worden van kwaliteiten.

Energieprestatie

De energieprestatie van een gebouw is de hoeveelheid energie die nodig is om een gebouw te klimatiseren. “Denk aan koelen, verwarmen en ventileren”, verduidelijkt Valk. Het energielabel dat woningen hebben gekregen, is een vorm om de energieprestatie weer te geven.

Bij overheidsgebouwen hangt een bordje met het energielabel naast de voordeur. En bij nieuwe gebouwen geeft de index Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) de energetische efficiëntie van nieuwbouw aan. Volgens Valk is nieuwbouw de beste kans om de energieprestatie te verbeteren; je kunt het gebouw dan voorzien van een klimaat zoals je voor ogen hebt.

Uiteraard kan dat ook bij bestaande gebouwen, maar dat is wat lastiger om toe te passen. Een groot deel van de werkelijke energieprestatie wordt bepaald door de gebruikers. Gebruikers hebben niet in de gaten wat ze nou eigenlijk aan het doen zijn. Collega’s die het raam openzetten, terwijl de airco is ingeschakeld. “Terwijl iedereen toch weet dat als de airco aanstaat, je de ramen dicht moet houden”, aldus Valk.

Gebouwen als intuïtief gebruiksmiddel

Om de energierekening omlaag te krijgen, moet het gebouw passen bij de gebruiker die vooral intuïtief te werk gaat. “Vergelijk het met een iPad; mensen gebruiken die intuïtief. Het apparaat is dusdanig gemaakt, dat het zeer gebruiksvriendelijk is, zonder dat de gebruiker daar over nadenkt.

De bouwsector zou dat ook moeten doen. De technologie is aanwezig, maar het aanbieden ervan lijkt ingewikkeld.” Auto’s worden tegenwoordig specifiek voor de klant gemaakt. Die kant moet de bouwsector ook op. “Voordat we zover zijn, zijn we denk ik twintig jaar verder”, voorspelt Valk.

Trots

Tot die tijd moeten architecten ervoor zorgen dat het gebouw waarin mensen werken, aangenaam is. En niet alleen het binnenklimaat moet in orde zijn, ook de sfeer dat het gebouw uitademt. Het moet een plek zijn waar mensen graag naar toe gaan. “Jurgen van der Ploeg, een van de oprichters van architectenbureau FARO zei ooit tegen mij: ‘je moet van gebouwen kunnen houden’. Dierbaarheid noemde hij dat. En dat klopt. Als je trots bent op je gebouw, als je de mogelijkheid hebt erin te werken zoals jij dat wilt, zul je veel productiever zijn en minder vaak ziek”, besluit Valk.