De meeste mensen die een huis willen kopen, kijken niet of nauwelijks naar het energielabel. Dat blijkt uit onderzoek van de Norwegian University of Science and Technology (NTNU).
Doel van het energielabel
“Het energielabel heeft geen invloed op de prijs, en het beoogde doel lijkt dus niet te worden behaald,” zegt prof. Jon Olaf Olaussen van de NTNU Business School. Het Noorse labelsysteem werd in 2010 geïmplementeerd ter profijt van zowel de koper als verkoper. Nederland begon er in 2015 mee.
Met het energielabel worden woningen gerangschikt van A tot G, met A als indicator voor het meest efficiënte verbruik. Consumenten in de woningmarkt kunnen met die informatie grofweg berekenen hoeveel geld er aan energie bespaard kan worden. En deze kennis zou een doorslaggevende factor in het koopproces moeten zijn. Toch blijkt dus dat het energielabel geen invloed heeft op de uiteindelijke prijs.
Eerdere onderzoeken
Uit eerdere onderzoeken kwam een ander beeld naar boven, wat de inspiratie vormde voor het onderzoek. “We zagen dat sommige Europese studies – voornamelijk een Nederlands onderzoek – juist aantoonden dat het energielabel een grote invloed op de prijs had. Dit vonden wij opmerkelijk.”
Volgens de onderzoekers hadden deze studies enkele zwakke punten. Zo werd de impact van het energielabel alleen bestudeerd na de geleidelijke introductie ervan. In Noorwegen verliep dit niet gefaseerd. Daarnaast werd er maar een jaar lang data verzameld en dit vonden ze te kort voor een juiste afspiegeling van de markt.
Noors onderzoek
Olaussen en zijn collega-onderzoekers dachten dat de prijsverhoging ergens anders mee te maken had. En omdat het Noorse labelsysteem landelijk ingevoerd was, konden ze een beter beeld schetsen van de situatie voor en na het energielabel.
Bij het toepassen van dezelfde methode als de Nederlandse onderzoekers, kwamen ze ook tot een soortgelijke conclusie: het energielabel bleek toch een effect te hebben op de prijs. Maar na grondiger onderzoek verdween dit effect.
Voor en na het energielabel
De onderzoekers vergeleken de verkoopcijfers van woningen in de periode 2000 tot 2010 en 2010 tot 2014. Zo brachten ze de daadwerkelijke invloed van het energielabel in kaart. Ook keken ze naar vergelijkbare karakteristieken van huizen, zoals bouwtype en locatie.
Olaussen: “We constateerden dat de huizen met een prijspremie ook al duurder waren voor de introductie van het energielabel.” De hogere prijs moest volgens hem dus ergens anders mee te maken hebben, zoals een kindvriendelijke omgeving, winkels in de buurt of zeezicht. Het is ook zeer waarschijnlijk dat woningen met energielabel A over het algemeen van betere kwaliteit zijn, en daarmee hoger geprijsd. Zeker nu duurzaamheid steeds hoger in het vaandel staat van de woningbouw.
De rol van biedronden
“Ik denk niet dat de meeste mensen veel om het energielabel geven bij het kopen van een huis, andere factoren spelen een grotere rol, stelt Olaussen. “Vooral bij een veilingsysteem met snelle biedingsrondes zoals in Noorwegen, gaat het meer om een zo goed mogelijke prijs dan om duurzaamheid.”
Het Noorse veilingsysteem werkt als volgt: potentiële kopers gaan naar een bezichtiging en laten bij interesse hun contactgegevens achter. Als de veiling dan begint kan het erg snel gaan, vooral als er veel animo is voor een specifieke woning. Dit systeem komt voornamelijk voor in Noorwegen, Zweden, Australië, Nieuw-Zeeland en in mindere mate Schotland en Ierland.
Validatie van het onderzoek
In andere landen staat de prijs meestal vast, en is er slechts een beetje beweegruimte. Hierdoor is er vaak meer tijd om een beslissing te maken, en dit roept natuurlijk de vraag op of de conclusie van het onderzoek alleen voor landen met het “Noorse” veilingsysteem geldt.
Maar nieuwe Europese studies komen met vergelijkbare resultaten, en de onderzoekers van het NTNU zijn nu aan het kijken of variaties in energieprijzen wellicht een rol spelen. Maar als het energielabel geen rol speelt bij de verkoop van huizen, hoe kan de woningbouw dan duurzamer worden?
Mogelijke maatregelen
Het verplicht stellen van duurzame woningbouw is volgens Olaussen een mogelijke maatregel, maar bepaalde stimulansen kunnen ook een aandeel leveren. “Bijvoorbeeld het actief inzetten van financiële steunregelingen voor mensen die duurzamer willen wonen.”
Olaussen benadrukt dat de mensen die onzelfzuchtig bezig zijn met het milieu of energiekosten willen besparen, dit vooral moeten blijven doen. De boodschap uit het onderzoek is echter wel dat het (nog) niet rendabel is om te investeren in duurzaamheid bij het verkopen van je huis.