De bebouwde omgeving in ons land is een energieslurper en verantwoordelijk voor 40 procent van onze C02-uitstoot. Dat moet natuurlijk fors omlaag. In het Nationaal Energieakkoord is immers opgenomen dat alle gebouwen in 2050 energieneutraal moeten zijn. Als tussenstap is er een voorgenomen wetgeving waarin staat dat in 2023 alle kantoren tenminste aan energielabel C moeten voldoen. De vraag is wel of hiermee de ‘harde’ doelstelling van volledige energieneutraliteit van de gebouwde omgeving tijdig bereikt gaan worden.

Te lage ambities

De ambities zijn te laag, vindt professor Andy van den Dobbelsteen, verbonden aan de TU Delft als hoogleraar Klimaatontwerp & Duurzaamheid. Alle nieuwbouw moet per 2020 sowieso energieneutraal zijn. De gehele gebouwde omgeving moet in 2050 energie/CO2-neutraal zijn. Dat is in Europees verband vastgesteld. Wat dat betreft ziet hij de stap naar energielabel C in 2023 slechts als een tussenfase. Hij adviseert om, als er gerenoveerd gaat worden, meteen in te zetten op energieneutraliteit en Nul op de Meter-woningen. “Er zullen daarnaast altijd gebouwen blijven, bijvoorbeeld in de historische binnensteden, die heel lastig aan energielabel C kunnen gaan voldoen. Wat mij betreft zouden we het grootste deel van de duurzaamheid van die gebouwen kunnen halen uit de duurzame levering van energie, zoals restwarmte en groene stroom.”

Een duurzame toekomst

Annemarie van Doorn is directeur van de Dutch Green Building Council (DGBC), een stichting met de maatschappelijke opdracht om de gebouwde omgeving in Nederland te verduurzamen. “Kijk je naar het klimaatakkoord van Parijs, dan is de energielabel C-ambitie aan de lage kant, eigenlijk moet iedereen voor label A++ gaan. Het is natuurlijk wel goed dat de markt er nu mee aan de slag gaat, maar wij vinden dat energieneutraliteit al in 2030 gerealiseerd moet zijn, in plaats van 2050.” Van Doorn weet dat die ambitie ook internationaal weerklank vindt. Goed beschouwd is het gewoon te laat om alle schade aan het milieu nog te repareren. Dan komt de focus meer en meer te liggen op de klimaatbestendigheid van gebouwen. Enerzijds moet gedaan worden wat kan om klimaatverandering enigszins binnen de perken te houden, maar anderzijds moet er ook voor gezorgd worden dat de steden leefbaar blijven.

“Ik ben het ermee eens dat energielabel C niet een extreem goede energieprestatie is. Wat we met de voorgenomen wetgeving echter willen bereiken, is het opkrikken van de ondergrens”, zegt Selina Roskam. Roskam is kennismakelaar duurzaam bouwen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die ondernemend Nederland stimuleert bij onder andere duurzaam ondernemen. Zij stelt dat wetgeving
er immers niet is voor de koplopers maar voor de achterblijvers. De overheid wil, samen met de andere marktpartijen die het Energieakkoord ondertekend hebben, met de energielabel C-ambitie de hele markt in beweging te krijgen en de energieslurpende panden alvast uit de markt te halen.

Wat moet er gebeuren?

De weg naar volledige energieneutraliteit van de gebouwde omgeving is hoe dan ook een lange en er één vol obstakels. Deze opgave moet dan ook vooral praktisch benaderd worden, stelt Van den Dobbelsteen. Er zijn grote verschillen tussen de gebouwen, sommige hebben aan kleine aanpassingen genoeg, bij andere is veel werk nodig. En het is nu eenmaal niet mogelijk om alle zeven miljoen woningen in Nederland in vijf jaar energiezuinig maken. Pak het dus bij de renovatie goed aan en breng die gebouwen naar nul-energie niveau. Hij ziet liever dat de gebouwde omgeving op die manier in 2023 gemiddeld tenminste label C haalt, terwijl dat er dan ook al veel energieneutrale projecten zullen zijn, en dat de hele gebouwde omgeving uiterlijk in 2050 energieneutraal is. “We hebben zoiets als een integraal deltaplan nodig om stapsgewijs de gehele gebouwde omgeving naar energieneutraal te brengen.”

Deltaplan Duurzame Renovatie

Van Doorn geeft aan dat 40 procent van onze CO2-uitstoot door de gebouwde omgeving wordt veroorzaakt, en dat daar dus een hele grote klapper gemaakt kan worden. Er is inmiddels een Deltaplan Duurzame Renovatie, dat gaat over het verduurzamen van alle bestaande utiliteitsbouw; dus alle gebouwen behalve woningen. Daarvoor is het klimaatakkoord van Parijs het uitgangspunt. “Samen met de deelnemende kennisorganisaties en de overheid willen we komen tot een gezamenlijke roadmap. Hierin komt te staan welke stappen we moeten gaan zetten, wie wat moet doen en welke resultaten we willen behalen.” Uit de gevormde werkgroepen komen aanbevelingen aan de overheid om het Deltaplan vorm te gaan geven. Omdat de deelnemende partijen heel divers zijn, veel kennis in huis hebben en dus heel goed weten wat wel en wat niet kan, zal de politiek deze aanbevelingen naar verwachting heel serieus gaan nemen.

Roskam werkt eraan dat alle kennis die binnen RVO aanwezig is over verduurzaming van de gebouwde omgeving, ook daadwerkelijk bij de ondernemers die dat nodig hebben, terechtkomt. De organisatie handelt daarbij in opdracht van departementen als Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu. Het energieakkoord is daarbij leidend. RVO helpt alle betrokken partijen om dat beleid uit te voeren. “We zijn een kennismakelaar op het gebied van duurzaamheid en door het organiseren van bijeenkomsten kunnen we de juiste partijen bij elkaar brengen.”

Mooi begin

Het streven om in 2023 elk gebouw aan minimaal energielabel C te laten voldoen is volgens Van Doorn een mooi begin, maar zij wil veel verder gaan. “We vinden het veel interessanter om te kijken naar het daadwerkelijke energieverbruik.” Ook een kantoorgebouw met energielabel G kan immers een matige energieverbruiker zijn. En als in een energielabel A-gebouw dag en nacht de lampen branden, is er ook geen sprake van energiezuinigheid. “Dus, als het energieverbruik van een gebouw laag is, dan zou dat ook al genoeg moeten zijn.”
Van den Dobbelsteen geeft aan dat er veel mogelijk is, en er op verschillende niveaus veel initiatieven zijn. Als bepaalde wijken of woningbouwverenigingen toch gaan renoveren, kunnen ze beter direct doorpakken en er een energieneutraal project van maken in plaats van zich te richten op het halen van het C-label. Op individueel niveau kunnen bewoners met het installeren van apps hun eigen energiebeheer regelen. Daarnaast kunnen ze investeren in isolatie, in de opwekking van hun eigen energie of in het installeren van duurzame installaties thuis. “Energieneutraliteit is technisch en fi nancieel mogelijk. Het is gewoon een kwestie van doen en de overheid moet de randvoorwaarden goed regelen.”

Financiering

Van den Dobbelsteen signaleert het probleem dat veel huiseigenaren onvoldoende middelen hebben om hun woning aan de eisen van energielabel C aan te passen. Hij adviseert de vorming van een nationaal fonds, dat gevuld zou moeten worden met gelden uit pensioenbeleggingen of reserves van banken of verzekeringsmaatschappijen, voor al die projecten waar voorfi nanciering voor nodig is. “De energiebesparingswinsten zouden dan later weer als afbetaling kunnen fungeren. Je zou je kunnen voorstellen dat de renovatie dan niet meer mag kosten dan de energiebesparing over twintig jaar.” Van Doorn denkt dat er veel partijen zijn die wel willen investeren maar ook de zekerheid willen hebben dat er een fonds bestaat waar ze een beroep op kunnen doen. Roskam is van mening dat het benodigde kapitaal niet echt een belemmering voor de verduurzaming zal zijn. “Ik zie veel meer een drempel ontstaan om hier tijd in te gaan stoppen. Partijen moeten immers iets heel anders gaan doen, met alle vragen die dat oproept, dan wat ze altijd gewend waren te doen.”

Positief benaderen “Ik vind het in elk geval belangrijk om ook de positieve kant te belichten van die hele duurzame ambitie”, vindt Van Doorn. “We gaan dit doen, niet alleen omdat het moet, maar ook omdat het beter is voor de mens en het milieu.” Er moet verder gekeken worden dan alleen het energieverbruik van een gebouw. Belangrijk ook is dat de leef- of werkomgeving gezond is, hoe er met materialen wordt omgegaan, wat het waterverbruik is, et cetera. Het is immers veel fi jner om in een prettig gebouw te wonen, werken of naar school te gaan en het levert ook wat op. Mensen die een aangename omgeving ervaren voelen zich prettiger, zijn minder vaak ziek en productiever.

Om dit te bereiken moet gekeken worden naar de eindgebruiker, bijvoorbeeld de kantoormedewerker of de kinderen op school. Die gebruikers moeten zich veel bewuster worden van de mogelijkheden om gebouwen anders in te richten. “Het sick building-syndroom, waar je nu niet zo veel meer over hoort, bestaat echt nog steeds,” aldus Van Doorn. Verblijven in een ongezonde omgeving kan soms keelpijn veroorzaken of andere klachten. Als die eindgebruiker bewuster en mondiger wordt en eisen op deze gebieden gaat stellen, dan is de kans groot dat de vastgoedpartijen daar wat mee moeten doen. In dit licht bezien is het voldoen aan energielabel C slechts een klein deel van het verhaal. Roskam vertelt dit verhaal ook vaak tijdens bijeenkomsten: energiebesparing en een beter binnenmilieu gaan hand in hand. “Die relatie met welzijn is duidelijk.”

Uitgelicht
Gebouwen in Nederland zijn met 35% de grootste bron van CO2-uitstoot. Tegelijk is er een besparingspotentieel van in totaal 43% te realiseren. Door 25% energiebesparing in de komende zeven jaar te implementeren kan gebruik worden gemaakt van bestaande onderhouds- en renovatiebudgetten, op een moment dat natuurlijk is voor het gebouw en haar gebruikers. Hiermee dalen de kosten met in totaal 3 miljard euro op jaarbasis. Met dit geld kan groene stroom en groen gas worden ingekocht om in totaal 50% CO2reductie te halen

Bron: mvonederland.nl