Centraal in de circulaire economie staat het sluiten van materiaal- en energiekringlopen om natuurlijke hulpbronnen in stand te houden. Het doel moet worden bereikt door hergebruik van producten en grondstoffen en het tegengaan van waardevernietiging door duurzame energiebronnen te benutten.

Het klinkt Hans Huijbers als muziek in de oren. Huijbers is portefeuillehouder duurzaam ondernemen van de belangenorganisatie voor boeren en tuinders (LTO Nederland), voorzitter van ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie) en weekendboer.

Toch is er iets dat volgens hem onvoldoende aandacht krijgt in de discussie over de circulaire economie: het productievermogen van landbouwgrond. Het gaat in zijn optiek meestal over hergebruik en alternatieve bronnen, maar zelden over het begin en het eind van de cirkel: de bodem.

Onbegrijpelijk noemt hij dat, want al ons eten komt direct of indirect uit de grond. Als de bodem verwaarloosd wordt, dan komt de voedselvoorziening in gevaar, en dat is nu het geval. Er is nationaal en internationaal een afname van het organische stofgehalte in landbouwgrond.

Dat komt door bodemerosie, uitputting van nutriëntenvoorraden, bodemvervuiling, verlies van biodiversiteit, verdroging en bodemverdichting. Organische stof, het ‘zwarte goud’ van de bodem, is de belangrijkste voedingsbron voor alle bodemorganismen. Humus, zoals de stof ook wordt genoemd, zorgt dat er voedingstoffen in de vorm van stikstof en fosfaat (van het mineraal fosfor) vrijkomen voor het gewas.

Andere kijk

Voor planten, dieren en mensen is fosfor van levensbelang, zegt Huijbers. Wereldwijd dreigt er een tekort aan dit mineraal. De chemicus Isaac Asimov waarschuwde hier al in 1959 voor. Omdat het een eindige grondstof is en er geen alternatieven voor bestaan, noemde hij fosfor the bottleneck of life.

Volgens Huijbers kan een andere kijk op het fenomeen mest veel problemen oplossen. Mest moet je niet zien als probleemstof, maar als een kostbare grondstof waarin naast fosfor ook belangrijke stoffen als stikstof, kali en magnesium zijn te vinden, zo stelt hij. Met behulp van nieuwe technieken kun je fosfor en andere stoffen aan de mest onttrekken en terugwinnen.

Het intelligent verwerken van mest kan volgens de LTO-man één van de antwoorden zijn op de toenemende vraag naar voedsel in een wereld waar we steeds minder natuurlijke bronnen ter beschikking hebben. Dan komt er wellicht ook een einde aan de voor Huijbers onbegrijpelijke afvoer van dierlijke mest en de aanvoer (import) van kunstmest.

Hij noemt dit strijdig met de centrale gedachte van de circulaire economie: het sluiten van kringlopen. “De Europese wetgeving die de ontwikkeling tegenhoudt, is gebaseerd op de productieplafonds uit de tijd dat de wereldbevolking en de vraag naar voedsel kleiner was.” Ondertussen is op Europees niveau een verordening in de maak die het recyclen van fosfaatmeststoffen moet stimuleren.

Bewolking

Ook precisielandbouw, het minutieus bewerken van landbouwgrond door de inzet van hoogwaardige technologie, is een bedrijfsstrategie om de bodem gezond te houden en de landbouw te verduurzamen. In tegenstelling tot vroeger, toen de boer grote stukken land op dezelfde manier bewerkte, kan hij nu per vierkante meter bepalen wat er nodig is aan water, onkruidbestrijding en bemesting.

Voor precisielandbouw is data onmisbaar. Met de komst van satellieten werd het voor boeren makkelijker om informatie te verzamelen, zegt Rob van Nieuwland. Hij is natuurkundige en voorzitter van de Dutch Association for Remotely Piloted Aircraft Systems (DARPAS), de Nederlandse branchevereniging voor professioneel gebruik van onbemande luchtvaartuigsystemen (drones).

Het nadeel van satellieten, zo vervolgt hij, is dat ze niet altijd beschikbaar zijn op het moment dat de boer het gewas wil bemesten. Dat heeft met omwenteling en met banen om de aarde te maken. Maar ook met bewolking. Omdat het beeldvormende satellieten zijn, mag er zich geen bewolking tussen satelliet en aarde bevinden, en dat is in Nederland niet altijd het geval.

Daardoor is de boer dus niet verzekerd van een continue stroom van informatie. Een relatief nieuw hulpmiddel om die data te verkrijgen is de dronetechnologie. Volgens Van Nieuwland is er een transitie van satellieten via bemande vliegtuigen naar drones. Hij noemt het een verhaal van kosten en baten. “Wat kost het me als ik een drone inzet en wat levert het me op?” De belangstelling is er, zo weet Van Nieuwland van zijn leden.

Trend

Om boeren over de streep te trekken, zijn volgens Van Nieuwland twee dingen nodig: een scheiding van kaf en koren en het reduceren van kosten. Wat het eerste betreft, zijn er veel bedrijfjes ontstaan die met een camera over een veld kunnen vliegen. Ze produceren de meest fantastische plaatjes, maar de boer kan er niets mee.

De kunst is, zo stelt hij, om die plaatjes te vertalen in bruikbare informatie. Omdat de percelen in Nederland vrij klein zijn, en door de huidige regelgeving, is het lastig om aan de kostenfactor iets te doen. Nederland kent de beperking dat er niet meer dan 500 meter vanaf één punt met een drone mag worden gevlogen. Dat betekent dat de ‘piloot’ regelmatig van positie moet veranderen en dat kost tijd en tijd is geld. “Het wordt pas efficiënt als je een groot gebied kunt bevliegen en bemeten”, zegt van Nieuwland.

Tot dusver werd veel gebruik gemaakt van multicopters, die verticaal kunnen opstijgen en relatief makkelijk bestuurbaar zijn, Van Nieuwland signaleert een trend naar fixed-wing drones, waarmee het mogelijk is grotere stukken land te bemeten. Dit toestel kan langer dan een helikopter in de lucht blijven op hetzelfde batterijtje en grotere delen land bestrijken met één vlucht, al geldt ook hiervoor de 500 meter bepaling.

Om de inzet van drones in de landbouw te stimuleren zijn Van Nieuwland en zijn organisatie in dialoog met de overheid. Hij zou bijvoorbeeld graag zien dat de landbouw als pilot wordt gebruikt om de geofencing-technologie te demonstreren. Geofencing is het virtueel afbakenen van een geografisch gebied door middel van GPS. Door programmering weet de drone precies waar hij mag komen en op welke hoogte hij moet vliegen.

De landbouw leent zich goed als ‘testcase’ omdat een akker een risicoarm gebied is, zegt hij. Mocht er iets misgaan, dan kan er relatief weinig worden vernield. Een mogelijk toekomstscenario is volgens hem dat de drone net als de tractor een alledaags landbouwwerktuig wordt. Een werktuig dat de boer kan laten opstijgen en landen wanneer hij wil. Na gebruik wordt de drone netjes geparkeerd en worden de batterijen automatisch weer opgeladen.

De informatie die tijdens de vlucht is verzameld wordt vanaf de parkeerplek via wifi naar de laptop van de boer gezonden. Die kan vervolgens gericht actie ondernemen en bepaalde delen van zijn land extra aandacht geven. Dat kan hij zelf doen. Maar hij kan er ook voor kiezen om gebruik te maken van de loonwerker 2.0: een zwaardere drone die bijvoorbeeld de bemesting of bewatering voor zijn rekening neemt.