Digitale technologieën oefenen al jaren invloed uit op ons privé- en werkleven, en velen vinden die invloed al te groot. Toch is er nog sprake van een ongerealiseerd potentieel, omdat innovaties niet gelijkmatig plaatsvinden op de wereld. Technologie is voortdurend in ontwikkeling, maar het Europese aandeel is nog altijd bescheiden.
Dit klinkt misschien vreemd gezien de enorme Europese adaptatie van smartphones, mobiel internet, e-commerce en cloud computing. Big data maakt ook al zijn intrede in het Europese bedrijfsleven en The Internet Of Things is allang geen toekomstmuziek meer. Maar desondanks hebben we op verschillende gebieden nog een achterstand in te halen. Welke gebieden zijn dit dan?
Digitalisering in de Europese industrieën
Net als in Amerika varieert het gebruik van digitale technologieën binnen verschillende branches. De financiële dienstverlening, media en de technologie-industrie zelf zijn het meest gedigitaliseerd, maar industrieën als productie en mijnwerk, gezondheidszorg en onderwijs, hospitality en de bouw lopen nog achter.
Deze verschillen zijn van belang, want bedrijven die de digital natives binnen hun sector zijn hebben een snellere omzetgroei en hogere productiviteit dan hun concurrenten. En dit is geen klein contrast: ze verhogen hun winstmarges drie keer sneller dan gemiddeld en hebben veruit de grootste invloed op de markt. Soms boren ze zelfs nieuwe markten aan die hun concurrenten niet relevant vonden, maar achteraf wel de potentie van inzien. Dat blijkt uit een publicatie van McKinsey Global Institute dat ter voorbereiding van het European Union Tallinn Digital Summit uitgebracht is. Bij deze conferentie bespreken bedrijven en overheden de kansen van digitalisering voor hun organisaties.
Maar hoewel de meest gedigitaliseerde branches de grootste productiviteit- en loongroei kennen, zijn het niet de grootste bedrijfstakken op het gebied van totale marktwaarde en werkgelegenheid. Investeringen in gezondheidszorg maken bijvoorbeeld meer dan 10 procent van het bruto binnenlands product uit (bbp), terwijl deze sector het minst gedigitaliseerd is. Dit geldt ook voor de bouw, die bijna 7 procent van de West-Europese werkgelegenheid vertegenwoordigt.
De meeste landen hebben hun potentieel dus nog nauwelijks bereikt. Volgens een schatting van McKinsey maakt Europa slechts gebruik van gemiddeld 12 procent van de beschikbare technologieën. Dit varieert van 10 procent in Duitsland tot 17 procent in het Verenigd Koningrijk. Hierdoor plaatst Europa zich achter de Verenigde Staten, waar 18 procent van het potentieel gerealiseerd wordt.
Concurrentie van China en de Verenigde Staten
Natuurlijk kent Europa digitale startups die bezig zijn met innovatieve projecten, maar in tegenstelling tot China en Amerika zijn we nog niet helemaal in staat gebleken de globale markt te penetreren. Het Zweedse Spotify is daar een uitzondering op, maar de grote digitale diensten als Skype en Netflix komen niet van Europese bodem. Dit heeft als gevolg dat Europa een netto-importeur is van digitale diensten, met een handelstekort van bijna 5.6 procent in vergelijking met de Verenigde Staten. We kopen dus meer dan we verkopen.
Maar de digitale economie van China is pas echt een succesverhaal, en de grotere en jongere markt ondergaat nog steeds een flinke groeispurt. Dit komt bijvoorbeeld doordat China in 2016 meer internetgebruikers had dan Europa en Amerika samen (731 miljoen). En 20 procent gebruikt uitsluitend mobiel internet, vergeleken met slechts 5 procent in Amerika. De adaptatie van digitale technologie in China heeft dus een enorme voorsprong ten opzichte van de rest van de wereld.
Het digitale potentieel van de Europese markt
De Europese markt heeft potentie om de grootste digitale markt te worden, doordat er binnen de lidstaten van de Europese Unie veel grensoverschrijdend dataverkeer is. Europa vertegenwoordigt zelfs het grootste aandeel intraregionale datastromen ter wereld. Toch zijn er nog enkele barrières die de mogelijke groei tegenhouden. Slechts 15 procent van de consumenten schaft bijvoorbeeld online producten aan uit andere EU-landen, en 50 procent koopt alleen in eigen land. Dit geeft aan dat er een ongerealiseerd potentieel is in de digitale “volwassenheid” van Europa.
Volgens een schatting van McKinsey kan het aansporen van de digitalisering in Europa € 2,5 miljard extra bbp opleveren rond 2025. En dit ligt 10 procent boven de verwachting, die gebaseerd is op de huidige innovaties in de Europese economie. Europese bedrijven zijn over het algemeen optimistisch over digitalisering. Uit een enquête van McKinsey bleek dat 55 procent van de Duitse leidinggevenden verwacht dat digitalisering een positief effect heeft op hun organisatie. Slechts 12 procent was pessimistisch en rekende op een negatieve impact.
Dit optimisme geldt ook voor de datagedreven technologieën die karakteristiek zijn voor de aankomende vierde industriële revolutie. In een experiment uit 1990 werd al ontdekt dat investeren in de automatisering van productieprocessen leidde tot hogere productiviteit en een duurzamere arbeidsmarkt in Duitsland. Wat houdt Europa dan tegen om meer geld te investeren in onderzoek naar digitale toepassingen zoals Artificial Intelligence? Waarom China en Amerika achternalopen terwijl het potentieel om koploper te worden zo sterk aanwezig is?