Volgens recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) produceerde Nederland in 2014 59 miljoen ton afval. Daarvan werd 81 procent hergebruikt, waarmee Nederland hoog op de lijst staat van landen die het meest recyclen binnen Europa. Hoewel dat mooi klinkt, zijn de cijfers geen reden om tevreden achterover te leunen. Om het overheidsstreven van ‘Nederland circulair in 2050’ te kunnen halen, zal het percentage hergebruik richting de 100 procent moeten. Dat vraagt om betrokkenheid vanuit de gehele keten.
Sector in beweging
Afvalverwerking en -recycling is een innovatieve industrie. De snelheid waarmee de sector zich ontwikkelt wordt bijvoorbeeld bewezen door de metamorfose die afvalsorteerinstallaties de afgelopen twintig jaar hebben doorgemaakt, zegt Max de Vries, directeur BRBS Recycling, de branchevereniging voor breken en sorteren. Aan het begin van dit millennium werd ingezameld afval gesorteerd aan de hand van een sorteerband, handpicking, een magneetband en een schudzeef. “Af en toe was er hier en daar een waterjigger om drijvend materiaal eruit te pikken, maar dat was het.” Om te kunnen blijven voldoen aan de toenemende vraag naar en noodzaak van recycling, hebben afvalverwerkers niet stilgezeten. Als gevolg hiervan zijn sorteerfaciliteiten tegenwoordig voorzien van intelligente robots in de sorteerlijn. Daarnaast is een veelheid aan scheidingsprocessen ontwikkeld en wordt er door sorteerbedrijven gebruikgemaakt van innovatieve scheidingsinstallaties. “Deze werken op basis van onder meer röntgen, kleur, nabij infrarood en elektrische stromen, maar men werkt ook met zogeheten magnetic density seperators, die zeer fijne delen kunststof en metalen op basis van dichtheid scheiden”, noemt De Vries op. Op technologisch vlak is veel mogelijk, beaamt Dick Hoogendoorn, directeur van Vereniging Afvalbedrijven.
Uitdagingen van duurzame afvalverwerking
De uitdagingen die ervoor zorgen dat 19 procent van het Nederlandse afval nog niet hergebruikt wordt, hebben dan ook minder te maken met de recyclemogelijkheden aan het einde van de keten en meer met de stappen daarvoor. Afval is namelijk het resultaat van de productie- en consumptieketen. Daaruit volgt dat zowel het terugdringen van de hoeveelheid afval, maar ook het zo goed mogelijk herbruikbaar maken ervan een verantwoordelijkheid is die verdeeld is over alle spelers in de keten. Dat begint al bij de producenten, die nog veel meer dan nu ecodesign en design for recycling moeten toepassen. Het doel daarbij is het creëren van producten die naast het vervullen van hun functie zo min mogelijk problemen opleveren omtrent materiaalverbruik en recycling. Een goede samenwerking met de afvalverwerkende industrie is cruciaal om slimmer en beter te produceren, meent Hoogendoorn. Afvalverwerkers en –recyclers zijn van oudsher actief in het verwerken van de resten van productie en consumptie en hebben praktische ideeën over hoe het bij de productie anders kan en moet. Tegelijkertijd zullen zij in een circulaire economie de rol van grondstoffenleverancier op zich nemen en daarvoor de kwaliteit moeten leveren die gevraagd wordt door de producenten. “Die interactie tussen de maak- en afvalindustrie is de sleutel voor het komen tot betere productontwerpen, en daarmee hogere recyclepercentages.”
Ook De Vries denkt dat er winst te behalen valt aan de voorkant van het proces. Een van de hoofdredenen waarom sommige producten niet recyclebaar zijn, is het feit dat verschillende grondstoffen onlosmakelijk in de producten verwerkt zitten. Deze eindigen aan het einde van de gebruiksduur veelal in een verbrandingsinstallatie, omdat de materialen niet meer gescheiden kunnen worden. Hoewel dit voor producenten op de korte termijn weinig impact heeft, wordt mede met het oog op de groeiende wereldbevolking en de toenemende welvaart de hoeveelheid primaire grondstoffen die beschikbaar is voor productieprocessen steeds kleiner. Op de lange termijn zullen bedrijven er dan ook baat bij hebben om het terugwinnen van kostbare grondstoffen zo makkelijk mogelijk te maken.
Burgers ontzorgen
Een andere partij die een grote rol speelt bij het faciliteren van een zo hoog mogelijk recyclingpercentage is de burger, bij wie het scheidingsproces van huishoudelijke afvalstromen begint. Van de totale jaarlijkse hoeveelheid afval van 59 miljoen ton is circa 9 miljoen ton huishoudelijk afval. Burgers krijgen de taak om dit zo gescheiden mogelijk aan te bieden, zodat afvalverwerkers uit een zo schoon mogelijke stroom grondstoffen kunnen terugwinnen. Want hoe zuiverder en schoner de materiaalstromen, des te makkelijker ze te hergebruiken zijn. Wat dit lastig maakt, is dat in de praktijk maar een beperkt aantal mensen nadrukkelijk bezig is met optimaal afval scheiden. Dat is ergens ook wel logisch, merkt De Vries op: “De burger is niet bezig met afval, maar met leven.” Hoewel de burger een onmisbare schakel in de keten is, meent hij dat het aan bestuurders en de recyclingindustrie is om een deel van de zorg bij burgers weg te nemen. Dat kan bijvoorbeeld door na te denken over innovatieve scheidingsprocessen. Hij legt uit dat men daarbij niet alleen naar technologie hoeft te kijken, maar dat bijvoorbeeld slimmer scheiden aan de bron ook winst kan opleveren. Zo moeten sommige afvalstromen inderdaad apart gehouden worden om hergebruik mogelijk te maken, zoals nat afval en oud papier. Andere stromen kunnen echter prima samen opgehaald worden en daarna worden gescheiden. Dat scheelt weer sorteerwerk voor de burger.
Doeldiscussie
Hoogendoorn is ook van mening dat van burgers niet gevraagd moet worden simpelweg alles gescheiden aan te leveren, hoewel scheiden aan de bron wel echt nodig is. “Bij het scheiden van afval is het van groot belang dat de regels, richtlijnen en moeite die gedaan wordt in dienst staan van het uiteindelijke hergebruik”, zegt hij. Hij is het met De Vries eens dat scheiding achteraf eveneens een optie is. Daarbij is een transparant en eenvoudig toegankelijk inzamelsysteem zonder verkeerde prikkels cruciaal. Zo kunnen omgekeerd inzamelen – het ophalen van te recyclen stromen en de burger restafval naar verzamelcontainers laten brengen – en prijsprikkels zoals het laten betalen voor restafval tot gevolg hebben dat te recyclen stromen verontreinigd raken met restafval.
Hoogendoorn adviseert gemeenten en inzamelaars te werk te gaan vanuit de vraagstelling welke kwaliteit ingezameld materiaal nodig is om het daadwerkelijk sluiten van de kringloop mogelijk te maken. “Het moet een doeldiscussie zijn, geen middelendiscussie”, licht hij toe. Zo is van GFT-afval dat bestemd is om te composteren bekend dat er alleen hoge kwaliteit compost ontstaat wanneer het optimaal gescheiden wordt ingezameld. Hoe meer verontreinigd het wordt aangeleverd, hoe duurder het wordt om te composteren.
Ook textiel en oud papier moeten apart gehouden worden om hoogwaardig hergebruik mogelijk te maken, en dus niet in aanraking komen met vochtig restafval. Voor deze materialen geldt dat de burger het verschil moet maken. Voor andere materialen zoals plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankpakken (PMD) geldt echter dat er meerdere mogelijkheden zijn. Sommige gemeenten leggen de verantwoordelijkheid grotendeels bij de burger door hen te vragen PMD apart aan te leveren in speciale zakken of containers. “Er zijn echter ook gemeenten die zeggen: ‘Gooi maar bij het restafval’”, zegt Hoogendoorn. Die gemeenten hebben een contract met een afvalverwerker die de zogeheten nascheiding doet. Over welke vorm van scheiden beter is, wordt nog steeds gediscussieerd. Onnodig volgens Hoogendoorn, want volgens hem gaat het om het uiteindelijke resultaat en is daarin geen merkbaar verschil.
Volledig hergebruik is utopie
Een deel van het afval dat niet hergebruikt wordt, komt in Nederland terecht op de stortplaatsen of in afvalenergiecentrales. Hoewel deze verbrandingsinstallaties volgens sommigen in een volledig circulaire economie geen plaats zouden hebben, is Hoogendoorn stellig over het voortbestaan ervan. “Men moet ontwaken uit de droom dat er niets meer gestort en verbrand zal hoeven worden. Ook in ons streven naar een gesloten kringloop zullen we steeds opnieuw ontdekken dat er materialen overblijven die niet recyclebaar zijn en dat er materialen zijn waarvan we eerst dachten dat ze geen kwaad konden, maar die uiteindelijk problemen opleveren.” Als voorbeeld noemt hij asbest, een stof die men tot in de jaren 80 volop gebruikte. “Nu weten we wel beter. Ik ben ervan overtuigd dat er altijd dergelijke reststromen zullen zijn die je uit de economische kringloop wil halen, bijvoorbeeld omdat ze gevaarlijk blijken, of omdat het niet rendabel is om ze te recyclen.” Hij wijst er daarnaast op dat de kwaliteit van secundaire grondstoffen in ogenschouw moet worden genomen. Ook in een circulaire economie moeten herwonnen grondstoffen concurreren met primaire grondstoffen. Deze kwaliteitsafweging betekent dat de mogelijkheden voor recycling niet oneindig zijn. “Het alternatief van verbranden met energieterugwinning is dan simpelweg de beste keuze. Als het niet-brandbaar materiaal betreft, is storten de uiteindelijke optie”, zegt Hoogendoorn.
De Vries sluit zich erbij aan dat er altijd verbrandingscapaciteit nodig zal zijn om residuen te verbranden waar men niets anders meer mee kan. Wel is hij van mening dat de acht miljoen ton jaarlijkse verbrandingscapaciteit die Nederland momenteel heeft onnodig is. Hij wijst erop dat er in 2016 1,8 miljoen ton afval uit het buitenland geïmporteerd werd om hier te verbranden. “Het zou gek zijn als we hier in Nederland gaan toewerken naar een circulaire economie, maar wel steeds meer recyclebaar afval uit het buitenland verbranden om de verbrandingscapaciteit te benutten.” Volgens hem is een capaciteit van vier miljoen ton voldoende. Hij stelt daarnaast dat goed recyclebaar hout biomassa- of kolencentrales in verdwijnt omdat het verbranden ervan energie oplevert die als duurzaam wordt beschouwd – een systeem waar hij niet achter staat. “Het enige wat in aanmerking zou moeten komen voor verbranding, is alles wat (nog niet) geschikt is om te recyclen.”
Verantwoordelijkheid
Het doel is om die hoeveelheid niet-herbruikbaar materiaal zoveel mogelijk te reduceren. Hoewel partijen zoals de maakindustrie en burgers daar een cruciale rol in spelen, benadrukt De Vries dat organisaties aan de achterkant van de keten ook hun verantwoordelijkheid moeten blijven nemen, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van nieuwe oplossingen. “De recyclingindustrie moet blijven werken aan het ontwikkelen van innovatieve processen om materialen uit elkaar te kunnen halen. Uiteindelijk is dat waar deze sector voor staat.”