Het beeld van de traditionele schoonmaker is flink aan verandering onderhevig. Steeds meer organisaties zijn de mogelijkheden aan het verkennen om schoonmakers een breder takenpakket te geven, zodat het werk gevarieerder wordt en medewerkers meer mogelijkheden hebben zich te ontwikkelen.

Geïntegreerde facilityservices

Door in de toekomst een kruisbestuiving te realiseren tussen onder meer beveiligings-, catering- en schoonmaakmedewerkers wordt steeds meer bewogen richting geïntegreerde facilityservices binnen een pand. Dit stelt Piet Adema, voorzitter van OSB, de brancheorganisatie voor schoonmaak- en glazenwassersbedrijven. Het uitgangspunt dat de schoonmaker louter schoonmaakt begint te vervagen, vertelt hij.

Veel bedrijven verruimen hun blik en kijken naar de mogelijkheden van facilitymanagement in de volle breedte. “Want waarom zou een schoonmaker niet een keer een lamp kunnen vervangen of broodjes kunnen ophalen bij de plaatselijke cateraar?” Dit vergroot het werkplezier voor velen en maakt dat de schoonmaker een afwisselender baan heeft.

Cao-afspraken

De grootste uitdaging is volgens Adema het maken van goede cao-afspraken om te voorkomen dat de verschillende branches in elkaars vaarwater komen. Iedere vakgroep heeft nu een eigen cao, wat het inzetten van schoonmakers op een ander gebied soms nog lastig maakt. De verschillende bonden en brancheorganisaties zijn daarom nu aan het bestuderen hoe binnen de huidige kaders vorm gegeven kan worden aan de huidige ontwikkelingen en wensen. “Misschien is er zelfs wel een mogelijkheid om een universele facilitaire cao op te zetten. Dit alles is natuurlijk nog toekomstmuziek, maar de sector is in elk geval in beweging gezet.”

Onzichtbare collega’s

Dat ziet ook John Griep, directeur van Vereniging Schoonmaak Research (VSR). Hij constateert daarbij ook dat door veel organisaties stappen worden gezet om de zichtbaarheid van de schoonmaker te vergroten. De onzichtbare positie van de schoonmaker, als medewerkers die in de randen van de dag ten tonele komen als kantoormedewerkers nog niet aanwezig of al naar huis zijn, verandert. Dit kan volgens Griep helpen bij het vergroten van de schoonmaakkwaliteit. “In de praktijk is steeds vaker aangetoond dat een zichtbare schoonmaker, die contact kan maken met kantoormedewerkers, positieve effecten heeft op de beeldvorming van een schoonmaker.”

Hij of zij wordt meer als collega gezien in plaats van die handige hulp die ervoor zorgt dat de bureaus weer schoon zijn bij aankomst ’s ochtends op kantoor. Dit zorgt er weer voor dat kantoormedewerkers meer hun best zullen doen om hun bureau netjes achter te laten aan het eind van de dag. Een schoner bureau is het resultaat. Immers: wat op een bureau wordt achtergelaten, wordt niet verplaatst. Een schoonmaker reinigt om voorwerpen heen.

Onderzoek heeft bovendien aangetoond dat een schone werkomgeving van grote invloed kan zijn op de werkbeleving en productiviteit van een medewerker, vervolgt Griep. Een aspect van niet te onderschatten belang dus; de band tussen kantoorgebruiker en schoonmaker.

Doorontwikkelen

In lijn met deze ontwikkeling ziet Adema dat er steeds meer aandacht komt voor de vervolgstappen en carrièrekansen van schoonmaakmedewerkers. “De schoonmaakbranche wordt ook wel de poort tot de arbeidsmarkt genoemd. In dit vak kom je uiteenlopende mensen tegen: van studenten tot mensen die net geen goede opleiding hebben tot mensen uit het buitenland.”

Daarom vindt hij het belangrijk dat de gehele sector nu aandacht besteedt aan de doorontwikkeling van medewerkers en aan het benutten van misschien nog wel onontdekte talenten. Zo wordt bijvoorbeeld steeds vaker gesignaleerd dat schoonmakers die binnen afzienbare tijd zo’n dertig collega’s kunnen aansturen, kunnen doorgroeien met hun managementkwaliteiten. “Waarom zouden dergelijke vaardigheden niet elders kunnen worden ingezet? Eigenlijk leidt de schoonmaakbranche steeds vaker mensen op voor de brede markt.”

Op deze manier ziet Adema kansen voor schoonmakers die, gezien hun opleiding of het ontbreken daarvan, normaal gesproken niet gauw voor andere functies in beeld zouden zijn gekomen. Laagdrempelig aan de slag gaan biedt zo dus perspectief voor de toekomst. Voor de werkgever is hierin wel een signalerende en faciliterende rol weggelegd, om medewerkers ook de kans te geven vaardigheden te ontwikkelen. “Gelukkig loopt de Nederlandse schoonmaaksector hierin dan ook voorop.”

Technologische ontwikkelingen

Ook op het gebied van digitalisering en robotisering is de schoonmaakbranche behoorlijk in beweging. Deze trend heeft twee gezichten: enerzijds wordt het schoonmaakwerk makkelijker en prettiger uitvoerbaar, maar anderzijds ontstaat ook de vrees dat moderne ontwikkelingen hun terugslag zullen hebben op de werkgelegenheid. Wat dat betreft is het volgens Adema inderdaad oppassen, maar hij ziet robots en digitale middelen de schoonmaker nog lang niet volledig vervangen. Op dit moment wordt al wel veel gewerkt met kleine machines die autonoom vloeroppervlakten kunnen schoonmaken. De techniek staat dus zeker niet stil: “Dat is ook wel een gevaar in de schoonmaakbranche. Natuurlijk zijn we allemaal voorstander van vernieuwing, maar moet je willen dat het werk wordt overgenomen van een groep mensen die verder weinig kansen heeft op werk in andere sectoren?”

In dat licht ziet hij het als een goede zaak dat robots op dit moment nog niet zodanig specifiek kunnen worden ingezet dat ze, bijvoorbeeld, bureaus kunnen schoonmaken. Verder gebeurt er vooral veel op het gebied van ‘slimme’ technologieën die naast de schoonmaker bestaan. Zo is sensorgestuurde schoonmaak erg in opkomst. Dit maakt het onder meer mogelijk dat een schoonmaker, gewapend met een tablet, door gangen en ruimten kan lopen, en een melding krijgt van ruimten die toe zijn aan schoonmaak. Toiletten kunnen ook worden uitgerust met sensoren die vervuiling meten en er zijn inmiddels prullenbakken die een seintje geven wanneer ze voor 80 procent vol zitten. “Dit zijn allemaal interessante ontwikkelingen, omdat ze de doelmatigheid en efficiëntie van schoonmaak kunnen vergroten.”

Griep benadrukt tot slot nog wel dat schoonmakers niet moeten denken dat de ontwikkelingen in de branche hen niet zullen treffen. Ook al is volledige robotisering niet in zicht, een schoonmaker zou continu moeten blijven nadenken wat hij of zij kan toevoegen aan het team en de branche in zijn geheel. “Breng voor jezelf je positie binnen het bedrijf in kaart. Doe je je werk goed? Wat kun je nog meer doen? Zijn er misschien talenten die je voor het voetlicht wil brengen en is er, in het verlengde daarvan, misschien een vervolg van je carrièrepad te schetsen?” De verschuiving van schoonmaker naar allround facilitair medewerker zou volgens Griep daarom ook aangegrepen moeten worden door schoonmakers om zich op andere vlakken te bekwamen.