Middelgrote gemeenten vormen een bijzondere groep in het netwerk van Nederlandse steden. Ondanks enkele gemeenschappelijke kenmerken zijn ze allemaal uniek. “Dé middelgrote stad bestaat niet, ze zijn allemaal verschillend”, zegt Jeroen Niemans van kennisorganisatie RUIMTEVOLK dan ook. Juist die unieke positie moeten middelgrote gemeenten uitbouwen, willen ze een rol van betekenis spelen.

Net zoals de vier grote steden allemaal een duidelijke functie hebben – zo is Rotterdam havenstad en Den Haag regeringsstad – vervullen de middelgrote gemeenten daaromheen ook allemaal een eigen, unieke rol binnen dat netwerk. In Nederland is daarmee sprake van een palet aan steden die allemaal anders zijn. Naast Niemans benadrukt ook Koos Janssen, voorzitter van het Platform Middelgrote Gemeenten (PMG), het unieke karakter van elke afzonderlijke gemeente. “Er zit iets gemeenschappelijks in de genen, maar iedere middelgrote gemeente is verschillend. De diverse economische en geografische situering maakt middelgroot tot een divers gezelschap.”

Desondanks is er dus die gemeenschappelijkheid, die Janssen samenvat in een aantal kenmerken. In de eerste plaats noemt hij nabijheid, want middelgrote gemeenten staan relatief gezien dichtbij de burger. Daarnaast kennen ze een flexibele organisatievorm, en laat onderzoek naar de kostenstructuur zien dat hun beperkte schaal leidt tot doelmatigheid. Het vierde kenmerk is dat ze goed in verbinden zijn, en ten slotte hebben ze allemaal een innovatief karakter.

Typen middelgrote gemeenten

Uit onderzoek is gebleken dat er grofweg een aantal typen middelgrote gemeenten zijn te onderscheiden, afhankelijk van welk indelingscriterium wordt gehanteerd, legt Niemans uit. Wanneer wordt gekeken naar waar mensen een stad voor gebruiken, kan een indeling worden gemaakt in woon- en werksteden. Woonsteden zijn voornamelijk gericht op het huisvesten van mensen. Dit zijn doorgaans ook groeikernen, zoals Houten en Zoetermeer. In Brabant liggen juist veel werksteden; industriesteden waar mensen uit omliggende gebieden komen werken. Een andere indeling gaat uit van oude en nieuwe steden. Zo hebben historische steden een oud centrum, terwijl nieuwe steden pas later zijn ontstaan.

Middelgrote gemeenten kunnen ook op basis van hun geografische setting worden ingedeeld. Er zijn steden die dichtbij een grote stad liggen, en steden die er wat verder vanaf liggen en allemaal kleine kernen om zich heen hebben. “Een stad als Amstelveen is bijvoorbeeld duidelijk gericht op Amsterdam, terwijl middelgrote gemeenten in de achterhoek meer op zichzelf staan en een rol vervullen voor het gebied eromheen”, legt Niemans uit. Een derde vorm is de middelgrote gemeente die bestaat uit verschillende kernen, en waarbij een totaal inwoneraantal van 50.000 mensen bijvoorbeeld is verdeeld over drie plaatsen.

Netwerken en burgerparticipatie Hun overzichtelijke schaal levert middelgrote gemeenten op organisatorisch gebied diverse voordelen op, geeft Niemans aan. Wanneer puur wordt gekeken naar de gemeentelijke organisatie, valt op dat ze groot genoeg zijn om deskundige medewerkers en specialisten aan boord te hebben. Tegelijkertijd zijn ze klein genoeg om te voorkomen dat zaken verzanden in bureaucratie. Janssen beaamt dit. “Middelgroot is de ideale maat vanwege de wendbaarheid. Juist in deze tijd is wendbaarheid heel erg belangrijk, omdat we niet met instituties werken, maar met netwerken.” Die netwerken zijn in middelgrote gemeenten vaak goed op orde, omdat de beperkte omvang van de steden ervoor zorgt dat veel mensen elkaar persoonlijk kennen. Hierdoor is er sprake van korte lijnen tussen bestuur en ondernemers, of bestuur en bewoners, wat er uiteindelijk voor zorgt dat beslissingen makkelijker tot stand komen.

De wendbaarheid en korte lijnen in middelgrote gemeenten vormen een vruchtbare grond voor burgerparticipatie, een fenomeen dat de laatste tijd steeds meer in opkomst is. In een middelgrote gemeente komen mensen elkaar op uiteenlopende plekken tegen. Niet alleen in formele, maar ook informele setting. Hierdoor zijn ze sneller geneigd om samen aan de slag te gaan met bijvoorbeeld het collectief aanschaffen van zonnepanelen of het oprichten van een zorgcoöperatie. De gemeente speelt in op deze behoefte aan inspraak door burgers in sommige gevallen zelf te laten beslissen wat er met het budget voor een bepaald onderwerp moet gebeuren. Zo zijn er gemeenten die een deel van hun jeugdzorg door de jeugd zelf laten invullen.

Op de vleugels van de regio

Voor samenwerking met de burger is het noodzakelijk dat het netwerk in een gemeente op orde is, en dat bestuurders weten wie de belangrijke mensen, de sleutelfiguren, zijn. Dat kan volgens Niemans de schooldirecteur zijn, maar ook de directeur van een schouwburg of een ondernemersvereniging. Naast samenwerken met burgers moeten middelgrote gemeenten ook de handen ineenslaan met de rest van de regio, vinden zowel Niemans als Janssen. Middelgroot moet brutaal genoeg zijn om mee te vliegen op de vleugels van de regio, vat Janssen zijn visie samen. “Middelgrote gemeenten moeten zich niet te klein voelen om iets zelf te doen, en niet te zelfstandig om niet de samenwerking met andere, grotere steden te zoeken. Dat zelfbewustzijn van de eigen kracht is cruciaal.”

Niemans is ervan overtuigd dat de toekomst van middelgrote gemeenten op regionale schaal ligt. Hij wil ze dan ook aansporen om de handen ineen te slaan met andere middelgrote gemeenten om zich heen. “Ze hoeven bijvoorbeeld niet allemaal een eigen schouwburg, zwembad of andere voorziening op te richten waar veel geld vanuit de gemeente ingestoken wordt, maar kunnen dit onderling verdelen.” Op economisch of op onderwijsgebied kunnen middelgrote gemeenten eveneens de samenwerking met elkaar zoeken, bijvoorbeeld door te investeren in een regionaal bedrijventerrein, of door het op regionale schaal aanbieden van mbo- en hbo-opleidingen.

Ken je DNA

Om hun potentie ten volle te benutten, is het belangrijk dat middelgrote gemeenten goed weten wat hun sterke punten zijn, vindt Niemans. “Ken je DNA, en maak op basis daarvan keuzen om het te versterken.” Dit dient altijd in regionale context te gebeuren. Hoe verhoudt een gemeente zich tot de buren, en hoe kunnen twee steden elkaar versterken? Dit klinkt eenvoudiger dan het is, waarschuwt Niemans, want gemeenten moeten er wel iets voor doen. Hij doet dan ook een oproep aan middelgrote gemeenten om niet achterover te leunen, maar de kansen die er liggen actief te pakken. Wanneer zij dit doen, kunnen ze als middelgrote gemeenten pas echt uitgroeien tot steden van formaat.