De economische groei uit zich nog steeds niet in een gelijkwaardige stijging van brede welvaart voor Nederlandse huishoudens. Terwijl het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd in 2016 al terug was op het niveau van voor de crisis, geldt dit niet voor brede welvaart. Ook bestaan er binnen Nederland grote verschillen in brede welvaart tussen regio’s.
Dit blijkt uit de vandaag gepresenteerde Brede Welvaartsindicator (BWI) 2017 van de Universiteit Utrecht en Rabobank. Deze indicator is een integrale graadmeter die sinds 2016 inzicht geeft over de ontwikkeling van brede welvaart in Nederland.
Anders dan het BBP per hoofd, meet en weegt de BWI niet alleen de economische situatie, maar ook andere factoren die het welzijn van Nederlanders bepalen zoals werkloosheid, baanzekerheid, onderwijs, gezondheid, milieu, huisvesting, veiligheid en geluk. Extra bijzonder dit jaar is dat de BWI voor het eerst de verschillen tussen de Nederlandse regio’s laat zien. Hier valt op dat er grote verscheidenheid is. Zo blijkt onder andere dat brede welvaart in stedelijke gebieden lager ligt dan in landelijke gebieden.
Integraal inzicht over brede welvaart
Tot nu toe wordt het concept bbp per hoofd vaak gebruikt om de welvaart van mensen te meten. Maar het bbp per hoofd geeft een eenzijdig beeld omdat welvaart zich niet alleen laat uitdrukken in de financiële situatie van Nederlanders. Vaak groeit volgens het bbp de economie in ons land, maar zien we die groei niet terug in de welvaart van huishoudens. Zo blijkt ook uit de BWI 2017: brede welvaart en economische groei hebben in Nederland duidelijk een heel ander verloop. Opvallend is dat terwijl het bbp per hoofd in 2016 al terug was op het niveau van voor de crisis, dit nog niet geldt voor de BWI. Brede welvaart is met andere woorden nog niet hersteld van de crisis.
“Het bbp per hoofd zegt niet per definitie iets over de ontwikkeling van brede welvaart.” – Prof. dr. Bas van Bavel
Hoogleraar Transities van Economie en Samenleving
“Het steeds verder uiteenlopen van economische groei en brede welvaart geeft duidelijk aan dat het bbp per hoofd niet per definitie iets zegt over de ontwikkeling van brede welvaart. We hopen dat beleidsmakers in Nederland dit ter harte nemen en beslissingen zullen nemen op basis van een totaalbeeld’’, aldus Bas van Bavel, hoogleraar Transities van Economie en Samenleving van de Universiteit Utrecht.
Ontwikkeling BWI 2017
De BWI meet (voor de periode 2003- 2016) 11 dimensies die de brede welvaart van Nederlanders indexeert. Als we kijken naar de ontwikkeling van de dimensies in de afgelopen dertien jaar blijken de verschillende dimensies zich heel anders te hebben ontwikkeld. De dimensies arbeid en wonen zijn sterk gedaald, door de gestegen werkloosheid, de toegenomen flexibilisering en de lagere woontevredenheid. De dimensies gezondheid, veiligheid en milieu zijn juist sterk toegenomen. De levensverwachting is toegenomen, de gewelddadige misdaad is gedaald en de fijnstofuitstoot is sterk verminderd.
Regionaal inzicht
Door decentralisatie van overheidstaken naar gemeenten in 2015 worden ingrijpende beslissingen steeds meer regionaal genomen. Het Regeerakkoord 2017- 2021 met haar geografische spreiding van investeringen onderstreept dit nog eens. De Brede Welvaartsindicator laat dit jaar voor het eerst de verschillen tussen de Nederlandse regio’s zien. Hierdoor vormt de BWI een prima startpunt voor beleidsmakers om regionale knelpunten aan te pakken.
Lagere brede welvaart in stedelijke dan in landelijke gebieden
De regionale verschillen in brede welvaart in Nederland zijn groot. “Wat opvalt is dat een hogere stedelijkheid over het algemeen samengaat met een lagere brede welvaart. De drie grootste steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben zelfs de laagste brede welvaart van Nederland”, aldus Martijn Badir, econoom bij Rabobank. De lagere brede welvaart in de grote stad wordt vooral veroorzaakt door een lage woontevredenheid en de grotere onveiligheid. De meer landelijke regio’s doen het over het algemeen een stuk beter. De gebieden met de hoogste brede welvaart zijn Noord- en Zuidwest-Drenthe en het Gooi.
Bron: Universiteit van Utrecht