In 2016 is ongeveer een kwart van alle cybercrimedelicten gemeld. Dat is minder dan vier jaar eerder. Vooral identiteitsfraude bij banken of andere financiële instellingen werd de afgelopen jaren minder vaak gemeld. Dit heeft het CBS vandaag bekendgemaakt op basis van de Veiligheidsmonitor.

Naar schatting vonden in 2016 in totaal 2,5 miljoen cybercrimedelicten plaats waar Nederlanders naar eigen zeggen slachtoffer van waren. Het gaat om identiteitsfraude, koop- en verkoopfraude, hacken en cyberpesten. Ruim een kwart (27 procent) van deze delicten werd bij de politie of bij andere instanties gemeld. Dat is minder dan in 2012, toen 31 procent werd gemeld. Deze daling is geheel toe te schrijven aan de afname van het percentage meldingen bij andere instanties. Vooral het melden van identiteitsfraude bij banken of andere financiële instellingen is teruggelopen. Bij consumentenorganisaties werd koop- en verkoopfraude minder vaak gemeld.

De meldingsbereidheid bij de politie is gelijk gebleven. Van slechts 8 procent van alle cybercrimedelicten werd in 2016 daadwerkelijk aangifte bij de politie gedaan. Het aandeel aangiften via internet is iets toegenomen.

Vooral jongeren en hoger opgeleiden slachtoffer

Ruim een op de tien Nederlanders van 15 jaar of ouder gaf in 2016 aan slachtoffer te zijn geweest van cybercrime. Jongeren, die het meest actief zijn op internet, zijn vaker slachtoffer dan ouderen. Het beeld verschilt echter per delictsoort. Van cyberpesten zijn 15- tot 25-jarigen duidelijk het vaakst slachtoffer, van identiteitsfraude zijn het minst. Koop- en verkoopfraude en hacken treft 15- tot 25-jarigen en 25- tot 45-jarigen ongeveer even vaak. De groep 65-plussers zijn hier het minst vaak slachtoffer van, net zoals van cyberpesten.

Het slachtofferschap van cybercrime verschilt ook naar opleidingsniveau. Hoger opgeleiden, die relatief het meest actief zijn op internet, zijn met 13 procent vaker slachtoffer dan lager opgeleiden (8 procent). Zowel van identiteitsfraude en koop- en verkoopfraude als van hacken zijn personen met een hogere opleiding vaker slachtoffer. Alleen bij cyberpesten bestaat geen verschil met lager opgeleiden.

Stedelingen en inwoners platteland even vaak slachtoffer cybercrimedelicten

Terwijl stedelingen ongeveer twee keer zo vaak als plattelandsbewoners slachtoffer zijn van traditionele criminaliteit, bestaat er bij cybercrime geen wezenlijk verschil tussen stad en platteland. In 2016 zei 11 procent van de inwoners van (zeer) sterk stedelijke gemeenten slachtoffer van cybercrime te zijn geweest, tegen 10 procent van de inwoners van weinig of niet stedelijke gemeenten. Ook voor de afzonderlijke delictsoorten zoals identiteitsfraude, koop- en verkoopfraude, hacken en cyberpesten, verschillen de percentages weinig. Een verklaring hiervoor is dat cybercrime op het web gebeurt en daarmee plaatsonafhankelijk is, in tegenstelling tot traditionele criminaliteit.

Onderzoek

De Veiligheidsmonitor (VM) is een jaarlijks terugkerend bevolkingsonderzoek naar veiligheidsbeleving en slachtofferschap van criminaliteit. In de VM-enquête van 2016 is aan ruim 80 duizend Nederlanders van 15 jaar of ouder gevraagd of ze slachtoffer zijn geweest van cybercrime en – zo ja – hoe vaak. Ook is gevraagd of slachtoffers dit gemeld hebben. Er werd in de enquête gekeken naar de delicten identiteitsfraude, koop- en verkoopfraude, hacken, en cyberpesten.

Bron: CBS