Werk is voor bijna iedereen belangrijk in het leven. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt voelen dit vaak extra. Aan de hand van de participatiewet komt er gelukkig wel meer en meer belangstelling om ook deze mensen een arbeidsplaats te geven, maar tegelijkertijd is er nog ontwikkelingswerk te doen. Om vervolgens aan het werk te blijven is het belangrijk om vitaliteit te stimuleren.
Opvallend is dat directies het vaak interessant vinden om bijvoorbeeld Wajongers in dienst te nemen om zo hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen, maar zich nauwelijks realiseren wat daarvan de impact is op de werkvloer. “Je moet dat met het bedrijf samendoen en goed van de grond af opbouwen, zodat deze mensen echt een duurzame plek in het bedrijf krijgen”, vindt Beatrijs Wijnberg. Zij is landelijk manager werkgeversdienstverlening bij het Werkbedrijf, een divisie van het UWV.
Toch ziet ze ook dat er steeds meer werkgevers bewust met het onderwerp bezig zijn. Belangrijk is daarbij dat de diversiteit op de werkvloer toeneemt en dat draagt positief bij aan de prestaties van werknemers.
Competentiegericht werk
Tegelijkertijd ondervinden mensen met een lager opleidingsniveau dat het steeds lastiger wordt om blijvend werk te vinden. Het lijkt nodig om op een andere manier naar de arbeidsmarkt te gaan kijken. Wat zijn de verschuivingen? Welke nieuwe beroepen ontstaan? Essentiële vragen, die echter impliceren dat deze mensen zich soms moeten omscholen. “Maar als je bewust voor een beroep in de zorg hebt gekozen is het niet eenvoudig om dat te doen”, ervaart Wijnberg.
Mede daarom wordt het belangrijk om te kijken naar competenties, dus: wat kan iemand. Dienstbaar of klantvriendelijk zijn, zijn competenties die in meerdere branches welkom zijn. Voorbeelden van een goede samenwerking tussen het UWV en het bedrijfsleven om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt juist meer te betrekken in het arbeidsproces, zijn er genoeg. Het bedrijfsleven onderkent de verantwoordelijkheid en komt steeds meer over de brug om op enige manier deze mensen duurzaam werk te bieden.
Vitaliteit werknemers belangrijk
Het gaat niet alleen om werk vinden, maar ook om aan het werk blijven. Vitaliteit van werknemers op de werkvloer is belangrijk. Het zorgt voor werk-plezier en zo een hogere productie en voorkomt uitval. Vitaliteit heeft betrekking op zowel de fysieke als mentale gesteldheid. Beleidsadviseur Piet Vessies van werkgeversvereniging AWVN onderscheidt in de term vitaliteit drie aspecten: “Competent, gezond en nuttig werk, het moet ertoe doen. Afwisselende werkzaamheden dragen bij aan competent en gezond werken.” Voor werkgevers spelen de elementen productiviteit, flexibiliteit en kwaliteit van de werknemers. Het is een managementtaak om deze belangen van werkgevers en werknemers goed te matchen.
Werkomgeving speelt rol in promotie – demotie
Vessies heeft wel de indruk dat werkgevers zich voldoende bewust zijn van de rol van de werkomgeving op de vitaliteit van werknemer, maar er is een discrepantie tussen bewustzijn en iets doen. Er bestaat onder veel werkgevers de nodige huiver om werkelijk in gesprek te gaan met werknemers en bijvoorbeeld geregeld beoordelingsgesprekken te voeren.
Dat is wel de manier om betrokkenheid te tonen. Andersom merkt Vessies dat het ook lastig is om werknemers in beweging te krijgen – in de eerdergenoemde zin van vitaliteit – en zo te zorgen voor een duurzame inzetbaarheid. Een beweging omhoog willen de meesten wel maken, maar is niet altijd mogelijk. Demotie, dus teruggaan naar een lagere functie, heeft juridische en financiële consequenties en is daarom vaak onbespreekbaar. Maar een demotie kan voor een oudere werknemer ook betekenen dat de werkdruk afneemt en er ruimte komt voor andere zaken. Daarmee komt er voor anderen beweging in de arbeidsmarkt.
Werkend leren
Vitaliteit zit ook in blijven leren. Een grote groep werknemers zal met het opschuiven van de pensioenleeftijd langer moeten werken en het is goed om door ‘werkend leren’ in ontwikkeling en daarmee vitaal te blijven. Vessies: “Daarvoor is het wel nodig om meer een leercultuur te creëren en bedrijven zouden daar meer in kunnen en moeten investeren.”