In het middelbaar onderwijs heerst momenteel een groot lerarentekort bij bètavakken als wiskunde, natuurkunde en scheikunde. In een samenleving waar techniek in het dagelijks leven een steeds belangrijkere rol speelt, is bèta-onderwijs echter noodzakelijk om jongeren te leren wat techniek is en hoe ze ermee om kunnen gaan. Bovendien drijft de Nederlandse economie grotendeels op de maakindustrie en hebben bedrijven nieuwe technische talenten nodig om hun voorhoedepositie te kunnen behouden. De oplossing voor het lerarentekort bij de bètavakken ligt in het flexibeler vormgeven van lerarenopleidingen, denken Mandy Stoop, Arno Rijnders, Tom Goris, Patrick Smits en Adriaan Broeders. Zij maken deel uit van het team achter de nieuwe lerarenopleiding Science & Technology van onderwijsinstelling Fontys.

Waar komt het lerarentekort bij de bètavakken volgens jullie vandaan?

Broeders: “Ik denk dat het imago een rol speelt; van technische vakken bestaat het beeld dat ze erg moeilijk zijn. Het feit dat de waardering voor het beroep van leraar laag is speelt ook mee. Niet voor niets wordt er nu gestaakt in het onderwijs vanwege het lage salaris. Het alternatief van het docentschap, het bedrijfsleven, heeft een veel grotere aantrekkingskracht op jongeren.”

Stoop: “Een ander punt is dat kinderen in hun dagelijks leven al met de wereld van talen, economie en maatschappij in aanraking komen. Daardoor staan deze vakgebieden dichterbij en is de relevantie ervan misschien wel duidelijker en het begrijpen ervan makkelijker. Technische vraagstukken komen in het dagelijks leven van een kind minder evident naar voren.”

Rijnders: “Ik merk wel dat kinderen erg geïnteresseerd zijn in alles wat met techniek te maken heeft en het heel leuk vinden om technische experimenten te doen. Maar blijkbaar slagen we er niet voldoende in om bètavakken in het middelbaar onderwijs aantrekkelijk te maken, waardoor kinderen er minder snel mee doorgaan, of de vakken als minder toegankelijk ervaren.”

Hoe kan het enthousiasme voor technische vakken worden vergroot?

Broeders: “We moeten veel meer aansluiten bij de belangstelling van de leerling en minder het accent leggen op het voorbereiden voor de universiteit. Slechts een fractie van de leerlingen studeert door op universitair niveau. We hebben juist de plicht om technische vakken voor iedereen aantrekkelijk te maken. De examendruk stuurt ons echter wel richting het voorbereiden voor wetenschappelijk onderwijs. Het onderwijs zal de komende jaren een oplossing moeten zoeken om binnen dat spanningsveld de breedte net zo goed te bedienen als de diepte.”

Stoop: “Technische vakken zijn inderdaad gebaseerd op wetenschappelijke kennis. Het is echter de vraag of dat voor jongeren de meest interessante kennis is om op te doen. Er valt veel voor te zeggen om bij deze vakken praktisch onderwijs te combineren met inzichten die bij het technisch ontwerpen langskomen. Op deze manier kun je het onderwijs veel betekenisvoller maken en ervoor zorgen dat jongeren de relevantie van technische vakken voor het dagelijks leven ervaren.”

Smits: “Bètavakken als natuurkunde, scheikunde en wiskunde worden vaak aangeboden als aparte eenheden, terwijl veel van die kennis zich in het dagelijks leven tegelijkertijd voordoet. In het onderwijs valt nog veel meer te halen door bètavakken gezamenlijk als context aan te bieden waarbinnen de verbinding tussen de vakinhoud, kennis en vaardigheden samenkomt. Door in het onderwijs meer gebruik te maken van interdisciplinariteit, denk ik dat we beter in staat zijn aan te sluiten bij de beleving van leerlingen en de kennis die we als maatschappij graag willen overbrengen.”

Broeders: “Dit geldt overigens niet alleen voor de belangstelling van leerlingen. De maatschappij heeft straks mensen nodig die multidisciplinair kunnen werken. Met enthousiaste docenten die al in de opleiding vertrouwd zijn geraakt met het samenwerken over de grenzen van het eigen vakgebied heen, kunnen we een bijdrage leveren aan het aantrekkelijker maken van het exacte vak op scholen.”

Waarom is het belangrijk binnen lerarenopleidingen de verbinding met het bedrijfsleven te zoeken?

Stoop: “Enerzijds is het zo dat de arbeidsmarkt soms iets anders vraagt dan waar studenten voor worden opgeleid. Door aan te sluiten bij het toekomstig werkveld, worden studenten effectief voorbereid op een succesvolle toekomst als professional. Anderzijds vinden bij bedrijven mechanismen plaats waarbij mensen samen kennis verwerven, zichzelf verrijken en grenzen verleggen om tot steeds betere producten te komen. De wijze waarop dat in het bedrijfsleven gebeurt, is een heel natuurlijke manier van leren. Het is goed om deze karakteristieke denk- en werkwijze van het bedrijfsleven te bestuderen en in te zetten voor de kennisverwerving van studenten. In de opleiding Fontys Lerarenopleiding Science & Technology zoeken wij de verbinding met het bedrijfsleven onder andere door middel van een stage. Wij willen studenten opleiden tot professionals die in staat zijn een bedrijf binnen te stappen, te duiden wat voor proces daar plaatsvindt, daar goede vragen bij te stellen en de leerwaarde die elk bedrijf in zich heeft te vertalen naar wat ze zelf met kinderen willen bereiken.”

Wat maakt de opleiding verder vernieuwend?

Stoop: “We geven een onderwijsbevoegdheid af voor het domein Mens en Natuur en Techniek, in plaats van voor de afzonderlijke vakdisciplines natuurkunde, scheikunde en biologie. We stimuleren de studenten om het bètadomein in de breedte te onderzoeken. We vertrekken vanuit een vakoverstijgende context, bespreken met studenten waar de uitdagingen liggen en laten ze zelf kiezen hoe ze zich binnen die context willen ontwikkelen. Door de context aan te gaan, leveren ze bewijzen dat ze iets geleerd hebben. Studenten hebben veel ruimte om hun eigen invulling te geven. Die ruimte is nodig om recht te doen aan de uiteenlopende verworvenheden die ze meebrengen als ze aan de opleiding beginnen. De instroom is heel divers.”

Goris: “Het hart van de opleiding wordt gevormd door de Design Studio. Daar komen alle studenten wekelijks bij elkaar en ontwerpen ze hun eigen leerroute. Het idee is dat iedereen elkaar daar feedback op geeft, zodat de studenten van elkaar weten waar ze mee bezig zijn en tot op welk niveau. Vervolgens gaan ze uit elkaar om voor zichzelf aan de opdracht te werken, waarna ze later terugkomen in de Design Studio om verslag te doen van hoe het heeft uitgepakt. Wij leggen studenten dus niet op wat ze moeten leren, maar spelen met ons onderwijs in op hun vraag.”

Rijnders: “Studenten kunnen bewijslast aanleveren om aan te tonen of ze zich bepaalde indicatoren in het navigatiekader eigen hebben gemaakt. Op basis van de bewijslast houden we vier keer per jaar assessmentgesprekken.”

Stoop: “We kijken ook anders naar de rol van de docent. We hebben vier beroepsrollen gedefi nieerd, die allemaal even zwaar meetellen: talentcoach, netwerker, ontwikkelaar en bèta-technisch professional. In het navigatiekader hebben we de rollen omschreven, aangegeven wat studenten moeten leren om ze te kunnen vervullen en welke leeropbrengst bij welke fase van de studie hoort.”

Meer informatie
www.nepoftoekomst.nl
info@fontys.nl
08850 80000